rechtbank ‘s-Gravenhage 7 mei 2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:CA0223 | |
Bij verweerster verzekerde auto verliest op snelweg ladder en stopt op rijbaan. Verzoekster rijdt daar twee auto’s achter, ontwijkt ladder en botst vervolgens op haar voorganger. Verweerster heeft 75% aansprakelijkheid erkend en beroept zich overigens op eigen schuld. Rechtbank oordeelt geen eigen schuld. Bgk en deelgeschilkosten drastisch gematigd. |
|
Verzoek | Rechtbank |
Een verklaring voor recht dat er aan de zijde van [verzoekster] geen sprake is van rechtens relevante eigen schuld aan het ongeval, zodat Reaal aan [verzoekster] 100% van de door het ongeval veroorzaakte schade dient te vergoeden, althans een verklaring voor recht dat [verzoekster] op grond van de billijkheidscorrectie aan [verzoekster] 100% van die schade dient te vergoeden. | Uit het feit dat [verzoekster] de Opel Combo van achteren heeft aangereden, volgt dat zij artikel 19 RVV heeft overtreden door onvoldoende afstand tot de Opel Combo in acht te nemen. Vervolgens komt de vraag aan de orde of de aanrijding haar onder de gegeven omstandigheden kan worden toegerekend. [verzoekster] heeft ter zitting terecht betoogd dat de aanrijding feitelijk het gevolg is van twee – naar het oordeel van de rechtbank ernstige – fouten van [A], die een uitzonderlijk gevaarlijke situatie in het leven hebben geroepen. Uit het proces-verbaal van de politie en de getuigenverklaringen blijkt namelijk dat [A] niet alleen kan worden verweten dat hij de ladder niet goed op de Opel Vivaro heeft bevestigd, maar dat hij vervolgens zijn auto midden op de snelweg en niet op de vluchtstrook heeft stilgezet. Hierdoor zijn op de snelweg twee kort op elkaar volgende gevaarlijke situaties ontstaan, waarop [verzoekster] niet bedacht had kunnen en hoeven zijn. Uit het feit dat [verzoekster] in staat is geweest om de ladder te ontwijken, blijkt dat zij in eerste instantie voldoende afstand heeft gehouden tot haar voorganger. Ten gevolge van het feit dat [verzoekster] onverwacht moest uitwijken voor de ladder kon van haar in redelijkheid niet worden verwacht dat zij na die manoeuvre nog steeds een zodanige afstand tot haar voorganger behield, dat [verzoekster] voldeed aan de door Reaal genoemde 2-secondenregel. De omstandigheid dat [verzoekster] na de uitwijkmanoeuvre niet in staat was om een aanrijding met de reeds vóór de aanrijding stilstaande Opel Combo te voorkomen, kan haar daarom niet verweten worden. De rechtbank verklaart voor recht dat er aan de zijde van [verzoekster] geen sprake is van rechtens relevante eigen schuld aan het ongeval, zodat Reaal aan [verzoekster] 100% van de door [verzoekster] ten gevolge van dat ongeval geleden schade dient te vergoeden. |
Reaal te veroordelen tot betaling aan [verzoekster] van een bedrag van € 9.434,19 ter zake buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met wettelijke rente, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na datum beschikking. | De rechtbank is – met Reaal – van oordeel dat de door mr. Wellen in rekening gebrachte uren en het door haar gehanteerde uurtarief gelet op de aard en de omvang van de zaak exorbitant hoog zijn. De rechtbank zal het aantal uren matigen tot 15 en het uurtarief tot € 210,00. Deze kosten zullen worden vermeerderd met de kantoorkosten en BTW. Uit het voorgaande volgt dat een bedrag van € 4.040,19 kan worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente wordt afgewezen nu [verzoekster] op basis van een toevoeging procedeert en bovendien niet gesteld of gebleken is dat [verzoekster] deze kosten reeds daadwerkelijk aan mr. Wellen heeft betaald. |
De kosten van deze procedure te begroten op een bedrag van € 9.619,50 (inclusief kantoorkosten en BTW), vermeerderd met het door [verzoekster] betaalde griffierecht, en Reaal te veroordelen tot betaling van deze kosten binnen veertien dagen na datum beschikking. | Mr. Mo-Ajok voert aan € 9.619,50 aan kosten te hebben gemaakt. Daarbij is hij uitgegaan van 30 uur à € 250,00 per uur, 6% aan kantoorkosten en 21% aan BTW. De omvang van de gedeclareerde uren en het gehanteerde uurtarief zijn gelet op de omvang en inhoud van het verzoekschrift en de mate van complexiteit van het deelgeschil bovenmatig. Daarom wordt het aantal uren gematigd tot 10 uur en het uurtarief tot € 210,00. Dit betekent dat de kosten worden begroot op € 2.768,46 (10 x € 210,00 vermeerderd met kantoorkosten, BTW en het door [verzoekster] betaalde griffierecht van € 75,00). Daarvan maken uitdrukkelijk geen deel uit de extra kosten in verband met de wisseling van advocaat, waar Reaal op heeft gewezen. De gevorderde wettelijke rente wordt afgewezen, nu [verzoekster] op basis van een toevoeging procedeert en gesteld noch gebleken is dat [verzoekster] de kosten gemaakt in verband met het indienen van het verzoekschrift (en de behandeling daarvan) reeds daadwerkelijk heeft betaald. De rechtank begroot de kosten op € 2.768,46 (inclusief BTW) en veroordeelt Reaal tot betaling van deze kosten. |
Bij het beoordelen van een eigen schuld verweer is de feitelijke toedracht cruciaal. Ook in deze zaak wordt terecht flink gehakt in de bgk en de deelgeschilkosten.