sector kanton rechtbank Arnhem, 29 augustus 2011, gepubliceerd door Stichting PIV
Verzoeker stelt dat hij is als glazenwasser is gevallen doordat de ladder onderuit gleed. Hij heeft de werkgever (verweerster) hiervoor aansprakelijk gesteld. Hij verzoekt om voor recht te verklaren dat werkgever aansprakelijk is voor de geleden en nog te lijden schade en om veroordeling in de deegeschilprocedurekosten. Hij stelt dat werkgever hem met niet goedgekeurde ladder heeft laten werken.
Verweerster betwist ontvankelijkheid in deelgeschil, aangezien er geen onderhandelingen zijn geweest en eventuele vaststelling aansprakelijkheid niet zal leiden tot onderhandelingen. Verder betwist verweerster dat een ongeval heeft plaatsgevonden, is volgens haar te laat is geklaagd over schending van de zorgplicht en is geen sprake van schending van de zorgplicht.
De rechter oordeelt dat de deelgeschilprocedure niet bedoeld is om de aansprakelijk gestelde partij te dwingen in onderhandeling te treden. Dat geen noemenswaardige onderhandelingen zijn gevoerd staat niet zonder meer in de weg aan een deelgeschilprocedure. De rechter stelt vast dat het, in belangrijke mate als gevolg van omstandigheden die in de risicosfeer van verzoeker liggen, buiten rechte slechts is gekomen tot een onvolledig onderzoek naar de toedracht van het ongeval. Voor het overige is niets onderzocht en niets tussen partijen besproken. De rechter concludeert dat de door verzoeker verzochte beslissing onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Het verzoek wordt afgewezen.
Omdat het verzoek niet volstrekt onterecht is ingediend, worden de kosten wel begroot door de rechter.
Als er geen zicht is op onderhandelingen, komt een zaak niet in aanmerking voor behandeling als deelgeschil. Dat zet de rechter helder uiteen.