Gemeente aansprakelijk voor een te laag geplaatst verkeersbord op het trottoir

Rechtbank Oost-Brabant, 28 juli 2020
Bijzonder eenzijdig ongeval, waarbij gesteld wordt dat (verzoeker) met zijn fiets is gaan slingeren nadat een van zijn schouders zakkende tennistas op wilde duwen. (Verzoeker) komt met zijn hoofd tegen het te laag geplaatste verkeersbord op het trottoir. De gemeente (verweerder sub 1) is als wegbeheerder ex art. 6:174 BW aansprakelijk.
Verzoek Rechtbank
(Verzoeker) verzoekt in dit deelgeschil:

(1) te beslissen dat verweerder sub 1 aansprakelijk is voor de schade in verband met het ongeval;

(Verzoeker) doet een beroep op de Uitvoeringsvoorschriften. De gemeente heeft niet weersproken dat zij bij het plaatsen van verkeersborden de bepalingen van de Uitvoeringsvoorschriften in acht dient te nemen. Uit deze voorschriften volgt dat de hoogte van de onderkant van het bord ten opzicht van het wegdek minimaal 220cm bedraagt binnen de bebouwde kom. In casu gaat het om een hoogte van 130cm. Wat dat betreft is er aldus sprake van gebrekkigheid van de weg.

Het beroep van de gemeente op art. 6:163 BW slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de voorschriften dat niet alleen de belangen van de weggebruikers voor wie deze borden zijn bestemd bepalend zijn (in casu voetgangers), maar ook de belangen van de overige weggebruikers (waaronder fietsers). De strekking is hier ter bescherming van alle weggebruikers die naar redelijke verwachting van het trottoir gebruik zullen maken.

Het verzoek wordt toegewezen.

(2) de kosten van rechtsbijstand van (verzoeker) te begroten op € 8.310,25 en te beslissen dat (verweerders c.s.) in de kosten van dit deelgeschil worden veroordeeld. (Verzoeker) heeft de kosten begroot op € 8.657,55 (27 uur x € 250,– x 6% kantoorkosten en 21% BTW). (Verweerders c.s.) stellen onder meer dat ze de uren niet kunnen controleren: de specificatie ontbreekt.

De rechtbank matigt de uren tot 15. Advocaat van (verzoeker) heeft ter zitting geen toelichting gegeven waar de kantoorkosten op zien. Mede gelet op het uurtarief, wijst de rechtbank de kantoorkosten dan ook af.

Rechtbank begroot de kosten op € 4.841,50 (15 uur x € 250,– x 21% BTW) + € 304,– aan griffierecht. Verweerders c.s. worden veroordeeld tot betaling van deze kosten.

Normoverschrijding leidt tot aansprakelijkheid. Een discussie over de eigen schuld kan nog gevoerd worden, maar het heft de aansprakelijkheid van de gemeente niet op. Dat maakt de kostenveroordeling niet begrijpelijk want de aansprakelijkheidsquote behoort ook op de kosten te worden toegepast.

Wat verder opvalt is dat de rechtbank behoorlijk ‘snijdt’ in het aantal uren. Daarnaast geen ruimte voor de gevorderde kantoorkosten.