rechtbank ‘s-Gravenhage, 20 juli 2011, LJN: BU3468
Verzoekster stapte in park naast verhard voetpad in kuil met letsel als gevolg. Gemeente aansprakelijk gesteld primair o.g.v. art. 6:174 BW (gebrekkig voetpad), subsidiair o.g.v. art. 6:162 BW (zorgplicht geschonden door onvoldoende toezicht).
Verweerders (gemeente en Achmea) hebben aansprakelijkheid betwist.
De rechtbank stelt vast dat geen sprake is van een strook grond langs het voetpad, maar van een heel grasveld. Omdat dit grasveld geen berm is van het voetpad, is art. 6:174 BW niet van toepassing.
Het grasveld wordt gebruikt voor het uitlaten van honden en recreatiedoeleinden. Voor bezoekers van het park is dan ook te verwachten dat er kuilen en gaten aanwezig kunnen zijn. Het grasveld moet zorgvuldig worden onderhouden, maar dit betekent niet dat de gemeente ervoor moet zorgen dat er nooit kuilen in het grasveld zijn. Niet is gesteld of gebleken dat de kuil bekend was bij de gemeente. De conclusie is dat er geen sprake is van onrechtmatige daad in de zin van art. 6:162 BW.
De verzochte verklaringen voor recht worden afgewezen.
De deegeschilprocedurekosten van verzoekster worden begroot. Omdat de aansprakelijkheid niet is komen vast te staan, is de verzochte veroordeling tot voldoening van deze kosten niet toewijsbaar.
Het leven heeft van tijd tot tijd iets vervelends voor de mens in petto. In onze maatschappij willen we dan graag iemand zoeken die voor de ellende, de pijn en het verdriet de schuld kan krijgen. Grasvelden in een park moeten dan biljartlakens zijn. Als dat niet zo is, moet de gemeente, die heeft immers geld genoeg (en een aansprakelijkheidsverzekeraar) opkomen voor de schade. De grenzen van dit systeem worden bewaakt door de wet: er moet wel een in de wet gelegen grond aan de orde zijn alvorens een ander kan worden aangesproken.
De rechtbank zet hier duidelijk uiteen waarom van een dergelijke grond geen sprake is.