Rechtbank Oost-Brabant, 5 september 2017 | |
(Verzoeker), tweedejaars student aan de Fontys Sporthogeschool, is gaan oefenen ter voorbereiding van een eindtoets gaan oefenen in de klimhal van Neoliet. Tijdens het oefenen heeft (verzoeker) tijdens het abseilen een val gemaakt van 14 meter hoogte met ernstig letsel tot gevolg. De klimhal was niet bedoeld voor abseilen. | |
Verzoek | Rechtbank |
(verzoeker) verzoekt de rechtbank te beslissen, kort weergegeven:
(1) dat Fontys en Neoliet hoofdelijk, althans ieder afzonderlijk, aansprakelijk zijn voor het ongeval van 23 maart 2011 en dat zij gehouden zijn tot volledige vergoeding van de schade die (verzoeker) heeft geleden, |
(1) Aansprakelijkheid Neoliet
Voor zover het verzoek van (verzoeker) is gebaseerd op onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW) ligt daaraan de feitelijke stelling ten grondslag dat Neoliet wist dat (verzoeker) en zijn medestudenten op 23 maart 2011 zouden gaan abseilen. Deze stelling is door Neoliet echter gemotiveerd weersproken en door (verzoeker) vervolgens onvoldoende onderbouwd. (verzoeker) heeft (…) verklaard dat op 23 maart 2011 door hem en zijn medestudenten is gezegd dat zij kwamen oefenen voor de toets en dat niet expliciet is gezegd dat zij kwamen abseilen. De door Neoliet in het geding gebrachte verklaring van (Z) is op dit punt door (verzoeker) dus niet tegengesproken. Gelet op de op dit punt vaststaande inhoud van de verklaring van (Z) en de verklaring van (verzoeker) tijdens de mondelinge behandeling, was er naar het oordeel van de rechtbank voor Neoliet geen grond om (verzoeker) de toegang te weigeren(…). Neoliet heeft verder onweersproken gesteld dat (verzoeker), die bij haar geen stage liep, door ondertekening van een formulier ten tijde van het ongeval heeft verklaard over voldoende ervaring te beschikken om veilig indoor te kunnen voorklimmen en zekeren. (Verzoeker) heeft daarnaast ook erkend dat het voor een klimhal als Neoliet ondoenlijk is om op iedere klimmer toezicht te houden. Op welke wijze Neoliet volgens (verzoeker) dan wel toezicht had dienen te houden en hoe dit het ongeval had kunnen voorkomen, heeft (verzoeker) onvoldoende toegelicht.
Op grond van het voorgaande mist het verzoek naar het oordeel van de rechtbank dan ook feitelijke grondslag (voor zover het betreft de veronderstelde wetenschap bij Neoliet ten aanzien van het voornemen om te gaan abseilen) en is het voor het overige onvoldoende onderbouwd (voor zover het betreft het onvoldoende toezicht houden door Neoliet). Aansprakelijkheid van Neoliet op grond van artikel 6:162 BW kan niet worden aangenomen.
Evenmin kan naar het oordeel van de rechtbank aansprakelijkheid van Neoliet worden aangenomen op grond van artikel 6:174 BW. Voor wat betreft deze uit artikel 6:174 BW voortvloeiende maatstaf geldt naar het oordeel van de rechtbank eveneens dat het verzoek van (verzoeker) feitelijke grondslag mist aangezien reeds is vastgesteld dat voor Neoliet niet bekend en voorzienbaar was dat de wand door (verzoeker) gebruikt zou worden voor abseilen. De wand betrof een indoor voorklimwand. Gesteld noch gebleken is verder dat deze wand intrinsiek ongeschikt was voor abseilen. Vast staat dat na het ongeval geen gebreken aan de wand zijn geconstateerd. Voor zover gebaseerd op de stelling dat Neoliet onvoldoende toezicht heeft gehouden op de wand, geldt dat (verzoeker) afgezet tegen het te verwachten gebruik (voorklimmen) en het gemotiveerde verweer van Neoliet omtrent de mate van toezicht die van een klimhal kan worden verwacht, deze stelling naar het oordeel van de rechtbank van een onvoldoende onderbouwing heeft voorzien.
Aansprakelijkheid Fontys Tussen partijen staat vast dat het klimongeval niet tijdens lesuren en niet gedurende de stage van (verzoeker) heeft plaatsgevonden. (verzoeker) liep immers stage bij Snowcenter Montana en niet bij Neoliet. (…) Dat Fontys en Neoliet een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten op grond waarvan Neoliet als hulppersoon Fontys kan worden beschouwd in het kader van de uitvoering van de leerwerkovereenkomst van (verzoeker), is door Fontys betwist en door (verzoeker) niet aangetoond. (…) kan Neoliet ten aanzien van (verzoeker) niet als hulppersoon van Fontys als bedoeld in artikel 6:76 BW worden beschouwd.
(Verzoeker) baseert zijn verzoek verder op onrechtmatige daad (6:162 BW) (…) de rechtbank oordeelt dat op een school als Fontys een zorgplicht rust ten aanzien van de gezondheid en veiligheid van haar leerlingen en dat schending van die zorgplicht een onrechtmatige daad jegens haar leerlingen kan opleveren. Daarbij geldt dat de zorgplicht van een school die bewegingsonderwijs geeft, waarbij het risico op ernstig letsel vaak aanzienlijk is, doorgaans zwaarder is dan de zorgplicht van een school in andere situaties.
De zorgverplichting van een school geldt naar het oordeel van de rechtbank ook in de voorfase van het bewegingsonderwijs waarin de school de randvoorwaarden voor de beoefening van de sport formuleert. (…) Die verplichting tot het formuleren van voorwaarden voor een veilige sportbeoefening geldt eens te meer in een situatie als de onderhavige waarin de school zelf over onvoldoende faciliteiten beschikt en (sommige van) haar leerlingen adviseert zelfstandig bij een derde te gaan oefenen die wel over de benodigde faciliteiten beschikt. Een school dient er dan voor te zorgen dat aan de leerlingen voldoende instructies worden gegeven zodat geoefend kan worden in een voor de leerlingen veilige omgeving met voldoende toezicht. Naar het oordeel van de rechtbank is Fontys haar zorgverplichting in deze voorfase onvoldoende nagekomen.
Fontys heeft onvoldoende duidelijkheid gegeven over de inhoud en de vereiste vaardigheden van de eindtoets KVB Indoor Voorklimmen. Uit de rapportage van het NKBV blijkt weliswaar dat Fontys vlak voor de toets een extra bericht in de elektronische leeromgeving heeft geplaatst over de handelingen die vereist zijn voor de toets, maar onduidelijk is gebleven wanneer dit bericht is geplaatst en of alle studenten hiervan redelijkerwijs nog kennis hebben kunnen nemen voorafgaand aan de toets. Volgens Fontys blijkt ook uit artikel 5.2. van het leerarrangement welke vaardigheden getoetst zouden worden. De rechtbank volgt Fontys daarin. Daar staat echter tegenover (…) dat Fontys de tussentoets heeft afgenomen op een outdoor klimlocatie en dat die dag ook outdoor technieken (waaronder abseilen) zijn geoefend en/of getoetst. Fontys heeft de studenten bovendien te kennen gegeven dat de eindtoets KVB Indoor Voorklimmen qua inhoud hetzelfde zou zijn als de tussentoets. Naar het oordeel van de rechtbank valt niet uit te sluiten dat hierdoor bij studenten onduidelijkheid is ontstaan of vaardigheden zoals abseilen onderdeel van de examenstof zouden uitmaken. (…) Fontys kan worden verweten dat zij onvoldoende duidelijke informatie over de inhoud van de eindtoets heeft gegeven waardoor (verzoeker) redelijkerwijs kon denken dat hij abseilen moest gaan oefenen.
In de tweede plaats heeft Fontys naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende instructies gegeven en onvoldoende voorwaarden geformuleerd voor een veilige voorbereiding op de eindtoets. Vast staat dat Fontys aan de studenten die de tussentoets met goed gevolg hadden afgelegd, heeft medegedeeld dat zij zelfstandig mochten gaan oefenen voor de eindtoets. Verder staat vast dat aan het zelfstandig oefenen door Fontys voorwaarden zijn verbonden. (…) Dat het (verzoeker) en zijn medestudenten volgens Fontys wel vrij stond om zelf op eigen kosten en gelegenheid te gaan oefenen bij Neoliet, oordeelt de rechtbank een onvoldoende alternatief. Er is daarbij immers geen sprake van stageomstandigheden onder toezicht en begeleiding van een werkplekbegeleider en dus van een minder hoog veiligheidsniveau dan het niveau dat Fontys noodzakelijk achtte voor de studenten die wel stage liepen bij Neoliet. Fontys kan daarom in ieder geval worden verweten dat zij heeft nagelaten (verzoeker) en de overige studenten die geen stage liepen bij Neoliet een vergelijkbaar alternatief te bieden of instructies te geven op welke wijze zij zich dan veilig konden voorbereiden op de eindtoets.
(Verzoeker) heeft verklaard dat hij, indien hij had geweten dat abseilen geen onderdeel zou uitmaken van de toetsstof van het KVB Indoor Voorklimmen, hij deze vaardigheid niet was gaan oefenen bij Neoliet. Op grond daarvan oordeelt de rechtbank voldoende causaal verband aanwezig tussen de zorgplichtschending en het ongeval op 23 maart 2011.
Fontys heeft een beroep gedaan op eigen schuld (6:101 BW). (…) Voldoende is gebleken dat (verzoeker) ten aanzien van de vaardigheden voorklimmen en abseilen niet als ervaren klimmer kan worden beschouwd. De fout hangt naar het oordeel van de rechtbank daarom nauw samen met het nog niet volledig beheersen van de vaardigheid die werd geoefend, hetgeen (verzoeker), die nu juist een opleiding volgde om die vaardigheden te leren, niet kan worden verweten. Ook wordt bij het percentage eigen schuld de ernst van de gevolgen van het klimongeval voor (verzoeker) meegewogen en zijn relatief jonge leeftijd ten tijde van het ongeval van 23 jaar.
In het nadeel van (verzoeker) wordt meegewogen dat hij bekend was bij Neoliet aangezien hij bij Neoliet op basis van een nulurencontract barwerkzaamheden heeft verricht en kinderfeestinstructies heeft gegeven. (verzoeker) kende de huisregels en wist dat abseilen ongebruikelijk was bij Neoliet. (verzoeker) heeft er desondanks voor gekozen deze vaardigheid bij Neoliet te gaan oefenen. Ook is er bij aankomst bij Neoliet niet expliciet medegedeeld dat (verzoeker), (H) en (B) zouden gaan abseilen en er is door (verzoeker) niet om toestemming of advies gevraagd. (verzoeker) wist bovendien dat de door hem gebruikte klimwand niet, althans minder geschikt was om te abseilen nu hij heeft opgemerkt dat de situatie op de wand afweek van de situatie tijdens de lessen van Fontys op de outdoor klimlocatie.
Deze omstandigheden in onderlinge samenhang beschouwd, hebben naar het oordeel van de rechtbank in aanzienlijke mate bijgedragen aan het ongeval zodat het percentage eigen schuld op 60 % wordt gesteld. |
(2) dat Fontys en Neoliet hoofdelijk, althans ieder afzonderlijk, de kosten als bedoeld in artikel 1019aa Rv moeten voldoen met uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de beslissing en te vermeerderen met wettelijke rente, | (2) Het aantal gerekende uren (29,30) voor het opstellen van het verzoekschrift komt de rechtbank echter bovenmatig voor. Aan de aan beide verweersters gemaakte verwijten ligt hetzelfde feitencomplex ten grondslag en ook de juridische grondslag is deels hetzelfde. De rechtbank zal het aantal uren daarom matigen tot 20. Nu het gaat om schadevergoeding als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW zal de rechtbank de veroordeling van Fontys in de kosten van het deelgeschil evenredig verminderen met het percentage van de eigen schuld van (verzoeker). |
Het ongeval vond plaats buiten lesuren en stagewerkzaamheden. Omdat de hogeschool niet over faciliteiten beschikte om de lesstof te oefenen, (sommige van haar) leerlingen heeft geadviseerd om bij een derde te oefenen, onvoldoende instructies heeft gegeven hoe veilig zelfstandig geoefend kon worden en het voor leerlingen onvoldoende duidelijk was dat abseilen niet tot de examenstof behoorde heeft de hogeschool haar zorgverplichting geschonden, aldus de rechtbank. De hogeschool heeft een vergaande zorgverplichting. Wel wordt 60% eigen schuld aangenomen door de rechter.