rechtbank Rotterdam 23 februari 2011, LJN: BP5418
Verzoeker is in 1999 aangereden door bij verweerster Achmea verzekerde auto. Aansprakelijkheid voor ongevalsgevolgen is erkend.
Verzoeker wil dat wordt beslist of er causaal verband bestaat tussen ongeval en de torticollis (standsafwijking van de nek). Dat de torticollis tot arbeidsongeschiktheid heeft geleid is niet in geschil. Partijen zijn het oneens over de betekenis van het op gezamenlijk verzoek door een neuroloog uitgebrachte rapport.
De rechtbank concludeert uit de overgelegde medische stukken dat reeds kort na het ongeval sprake was van pijn in de nek, resulterend in torticollis. De rechtbank stelt voorop dat partijen het eens waren over de inschakeling van de neuroloog als deskundige, de vragen en de hem verstrekte informatie. Zij hebben zich dus verbonden om de uit te brengen rapportage in beginsel als uitgangspunt te nemen voor hun verdere stellingname. Er is geen sprake van dat het rapport daartoe ontoereikend was of niet voldoet aan de redelijkerwijs te stellen eisen. Achmea heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat er zwaarwegende en steekhoudende bezwaren tegen het rapport zijn. Aangezien het rapport zorgvuldig tot stand is gekomen, deugdelijk onderbouwde conclusies bevat, is er geen reden om de vraag naar het causaal verband voor te leggen aan een andere deskundige. Het rapport geeft op voldoende en berijpelijke wijze bevestigend antwoord op de vraag naar de medische causaliteit, zodat de bodemrechter daarmee in staat zou zijn te oordelen over de juridische causaliteit. De beslissing luidt dat de rechtbank vaststelt dat er een causale relatie bestaat tussen de torticollis, de daaruit voortvloeiende arbeidsongeschiktheid en het ongeval.
Het valt niet mee om onder een op gezamelijk verzoek uitgebracht deskundigenrapport uit te komen. Dat blijkt ook uit deze uitspraak.