rechtbank Utrecht 27 december 2010, LJN: BP3878
Verzoekster is van achteren aangereden door een andere auto en daardoor op voorligger gebotst. WAM verzekeraar De Noordhollandsche heeft aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. De conclusie van de op gezamenlijk verzoek ingeschakelde neurochirurg dr. P.H.J.M. Elsenburg is dat de klachten ongevalsgevolg zijn. N.a.v. dit rapport schakelt De Noordhollandsche geneeskundig adviseur dr. A.C. Grubben in. Die bestrijdt dat de klachten ongevalsgevolg zijn.
Verzoekster eist dat de bevindingen van Elsenburg bindend zijn. Dit wordt gemotiveerd betwist door De Noordhollandsche.
Omdat partijen het eens waren over de inschakeling van Elsenburg als deskundige en de te stellen vragen, moesten zij volgens de rechtbank zijn rapportage in beginsel als uitgangspunt nemen voor hun verdere stellingname. Dit is slechts anders indien er sprake is van zwaarwegende argumenten tegen de wijze waarop de deskundige zijn werkzaamheden heeft verricht of de inhoud van zijn rapport m.b.t. onpartijdigheid, consistentie, inzichtelijkheid en logica.
De Noordhollandsche betwist dat de klachten van nekhernia het gevolg zijn van het ongeval, waarbij de mogelijke predispositie van verzoekster (de toestand ten tijde van het ongeval die mogelijk aan het ontstaan en omvang van de schade bijdraagt) een belangrijk punt is.
De rechtbank overweegt dat de predispositie niet met zich meebrengt dat de door een verkeersfout ondervonden schade niet aan de dader kan worden toegerekend. Als de schade door bijzondere omstandigheden aan de kant van het slachtoffer niet in de lijn der verwachting ligt, is er wel verband tussen fout en schade. Slechts bij preëxistente klachten kan er sprake zijn van het ontbreken van verband tussen ongeval en schade. Predispositie kan onder omstandigheden wel een rol spelen bij de schadebegroting, met name bij de vraag of ook zonder ongeval dezelfde of soortgelijke klachten zouden zijn ontstaan en, zo ja, wanneer.
De rechtbank concludeert uit het procesdossier dat voor de schadeafwikkeling tussen partijen moet gelden dat de door Elsenburg beschreven klachten ongevalsgevolg zijn.
Bij de begroting van de kosten vanwege de deelgeschilprocedure neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat in beginsel aansknoping moet worden gezocht bij het tarief dat partijen bij de vergoeding van buitengerechtelijke kosten hebben gehanteerd. Hiervan is dit geschil echter geen sprake. De rechtbank acht gelet op de specialisatie en de principiële aard van het geschil een uurtarief van € 275,- excl. BTW billijk.
Posttraumatische nekhernia is moeilijk te bewijzen. Doordat partijen gezamenlijk een deskundige hebben benoemd, moeten zij zich in beginsel neerleggen met diens bevindingen. Dat die bevindingen voor discussie vatbaar zijn is in het onderhavige geval onvoldoende om ervan af te wijken. De rechtbank is in redelijkheid tot dit oordeel kunnen komen.
De buitengerechtelijke kosten blijven een warboel. Er worden willekeurige uurtarieven en tijdsbestedingen genoemd. Rechters “prikken” maar iets. Zou normering toch maar gewoon het verstandigst zijn?