Rechtbank Rotterdam | |
Verweerder aansprakelijk voor kopstoot tijdens voetbalwedstrijd. Deel verzochte voorschot wordt toegewezen. | |
Verzoek | Rechtbank |
Verzoeker verzoekt de kantonrechter:
(1) te verklaren voor recht dat verweerder op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk is voor de door verzoeker geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade en dat hij gehouden is de volledige schade (nu eigen schuld niet aan de orde is) aan verzoeker te voldoen; (2) Verweerder te veroordelen tot betaling van een voorschot op de letselschade van € 10.000,-; |
(1) In deze kwestie is sprake van een deelgeschil. Verweerder achtte zich niet aansprakelijk. Een oordeel over de aansprakelijkheid was noodzakelijk om zo de onderhandelingen op gang te brengen. De kantonrechter komt toe aan een inhoudelijke behandeling van het verzoek.
Verzoeker heeft een vonnis van de politierechter overgelegd waarbij verweerder is veroordeeld voor mishandeling van verzoeker. Daar verweerder geen tegenbewijs heeft geleverd en geen aanbod tot het leveren van tegenbewijs heeft gedaan én het vonnis van de politierechter in kracht van gewijsde is gegaan kan de kantonrechter er vanuit gaan dat verzoeker door verweerder is mishandeld. Er is geen sprake van een rechtvaardigingsgrond. Hieruit volgt dat verweerder jegens verzoeker onrechtmatig heeft gehandeld, wat hem kan worden toegerekend. (2) Uit overgelegde medische stukken volgt dat de klachten een gevolg zijn van de kopstoot van verweerder. Aanwijzingen dat deze klachten zijn ingebeeld ziet de kantonrechter niet. De kantonrechter acht de reis- en parkeerkosten, ziektekosten en telefoon- en portokosten redelijk en toewijsbaar. Ook acht de kantonrechter een voorschot op het smartengeld á € 4.500,- op zijn plaats, daar voldoende vaststaat dat de kopstoot tot diverse klachten heeft geleid. De kosten voor huishoudelijke hulp/verzorging zijn onvoldoende komen vast te staan, waardoor een voorschot op deze op schadepost niet kan worden toegewezen. Een voorschot van in totaal € 5.646,93 wordt toegewezen. |
(3) Verweerder te veroordelen in de kosten van dit geding ex artikel 1019aa Rv jo. artikel 6:96 BW, waaronder het griffierecht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad. | De kosten voor rechtsbijstand – een bedrag van € 1.359,56 – doorstaan de dubbele redelijkheidstoets. De mondelinge behandeling wordt begroot op 1,5 uren. De gemaakte kosten komen op € 1.869,38, te vermeerderen met het door verzoeker betaalde griffierecht van € 81,-.
De kantonrechter veroordeelt verweerder tot het betalen van deze kosten aan verzoeker. |