Nachtportier aansprakelijk voor nalatigheid? (Verzoekster) dient met nader bewijs te komen.

Rechtbank Gelderland, 1 oktober 2018
In de nacht van (datum) op (datum) voelt (verzoekster) zich niet goed terwijl zij in een hotel verblijft. Vervolgens melding bij portier (B). Deze portier heeft de situatie van (verzoekster) niet opgenomen, noch heeft hij medische hulp ingeroepen. De volgende dag werd bij (verzoekster) een herseninfarct geconstateerd. (Verzoekster) stelt hotel aansprakelijk. De rechtbank komt tot de conclusie dat een onrechtmatige gedraging van de portier (nog) niet vast is komen te staan. (Verzoekster) zal bewijs van haar stelling moeten leveren.
Verzoek Rechtbank
(1) voor recht zal verklaren dat de tussen partijen gesloten overeenkomst is aan te merken als een reisovereenkomst in de zin van art. 7:500 BW en richtlijn 90/314 EG;

Naar het oordeel van de rechtbank dient (verweerder) jegens (verzoekster) als aanbieder van een reis te worden beschouwd en als reisorganisator in de zin van art. 7:500 lid 1 aanhef en onder a BW.

De conclusie is verder dat (verzoekster) en (verweerder) een reisovereenkomst zijn aangegaan in de zin van in de zin van art. 7:500 BW en richtlijn 90/314 EG. Vast staat verder dat (verzoekster) het aanbod van (verweerder) heeft aanvaard.

(2) voor recht zal verklaren dat (verweerder) aansprakelijk is voor alle door (verzoekster) geleden en nog te lijden schade voortvloeiende uit het feit dat niet tijdig adequate medische hulp is ingeschakeld in de nachtelijke uren van (datum) Dat een gast midden in de nacht om een arts vraagt is op zichzelf nog niet een roep om acute medische hulp, ook niet als dit verzoek wordt gedaan door iemand die geen Nederlands of Engels spreekt. Van belang is wat (medecursist A) precies tegen de portier heeft gezegd, althans wat de portier daaruit redelijkerwijs heeft moeten opmaken.

Uit de (geluidloze) beelden van het gesprek tussen (medecursist A) en de portier, die de rechtbank ter zitting heeft bekeken, blijkt niet zonder meer van de juistheid van deze stelling van (verzoekster). (Verzoekster) zal bewijs van haar stelling moeten leveren, ook voor zover het tweede verzoek op onrechtmatige daad is gebaseerd. De investering in tijd en geld die met deze nadere instructie, hoogstwaarschijnlijk in de vorm van getuigenverhoren, gepaard zal gaan weegt naar het oordeel van de rechtbank niet op tegen het belang van de vordering ten gronde en de bijdrage die een beslissing kan leveren aan de totstandkoming van een minnelijke regeling.

Ter invulling van het hiervoor gaande heeft (verzoekster) verder aangevoerd dat zij op grond van de reisovereenkomst redelijkerwijs mocht verwachten dat (verweerder) ervoor zou zorgdragen dat altijd een van haar medewerkers in geval van nood in de nachtelijke uren te hulp geroepen kon worden. Deze verwachting acht de rechtbank niet reëel. Voor hulp in spoedeisende situaties kon (verzoekster) zich verlaten op de noodhulpdiensten die altijd, zo nodig met de hulp van anderen zoals de nachtportier, via 112 te bereiken zouden zijn.

Het verzoek wordt op grond van art. 1019z Rv afgewezen.

(3) met veroordeling van (verweerder) in de kosten van de procedure met inachtneming van de kosten van rechtsbijstand. (Verzoekster) heeft ten slotte verzocht op de voet van art. 1019aa lid 1 Rv 15 uur aan werkzaamheden van haar advocaat te begroten tegen een uurtarief van € 220,00 exc. 5% kantoorkosten en 21% btw.

De redelijkheid van het uurtarief en van de bestede tijd heeft (verweerder) niet meer (concreet) betwist, zodat daarvan wordt uitgegaan. Begroting van kantoorkosten is niet aan de orde. Betwist is dat deze kosten zijn gemaakt en (verzoekster) heeft niet meer toegelicht waarop deze kosten zien. De begroting sluit dan op een bedrag van € 4.284,00 (€ 220,00 × 15 uren + 21% btw + € 291,00 griffierecht).

Voor een veroordeling tot betaling van de aldus begrote kosten bestaat geen grond nu niet vast staat dat (verweerder) voor de gestelde schade aansprakelijk is.

(opnieuw) een uitspraak waarbij de rechtbank tot de conclusie komt dat nader bewijs geleverd dient te worden van de stelling van (verzoekster). Immers, in deze kwestie gaat het om de details, en dan om de details van het nachtelijke gesprek tussen (medecursist A) en (portier B). Met alleen beeld is het voor de rechter onmogelijk om over de aansprakelijkheid te oordelen.

Wel begroot de rechtbank de kosten van de procedure.