Notice: Function _load_textdomain_just_in_time was called incorrectly. Translation loading for the broken-link-checker domain was triggered too early. This is usually an indicator for some code in the plugin or theme running too early. Translations should be loaded at the init action or later. Please see Debugging in WordPress for more information. (This message was added in version 6.7.0.) in /home/p19396/domains/wetdeelgeschillen.info/public_html/wp-includes/functions.php on line 6114
Niet aangetoond dat schade betaalde voorschotten overstijgt en bgk voldoet niet aan dubbele redelijkheidstoets – Wet Deelgeschillen

Niet aangetoond dat schade betaalde voorschotten overstijgt en bgk voldoet niet aan dubbele redelijkheidstoets

rechtbank Utrecht 10 juli 2013, rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid voor aanrijding erkend. Deelgeschil betreft nader voorschot inzake vooral verlies aan verdienvermogen.Rechtbank kan thans niet vaststellen dat schade betaalde voorschotten overstijgt, verzoek wordt dus afgewezen. Bgk voldoet niet aan dubbelijke redelijkheidstoets. Bij begroting worden kosten gematigd. 
Verzoek Rechtbank
Euro Insurance, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om te betalen een bedrag van € 50.500,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van deze uitspraak tot aan de dag der algehele betaling, althans een bedrag dat de rechtbank in goede justitie meent te kunnen vaststellen. De rechtbank is van oordeel dat, hoewel partijen over de medische expertises (wel) onderhandelen, het feit dat Euro Insurance geen nader voorschot wil uitbetalen aan[verzoeker] dit de lopende onderhandelingen wel kan bemoeilijken. In zoverre moet een dergelijk verschil van inzicht worden beschouwd als een impasse en moeten in dit verband niet te zware eisen worden gesteld aan de voorwaarde dat de verzochte beslissing een bijdrage kan leveren aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.
Op basis van de thans in het geding gebrachte stukken moet vastgesteld kunnen worden dat [verzoeker] een aanspraak heeft op schadevergoeding die de reeds betaalde voorschotten (significant) overstijgt. Voor (nadere) bewijslevering is in een deelgeschilprocedure immers in beginsel geen plaats, terwijl het in voorkomend geval ook niet zou gaan om een overzichtelijke, eenvoudige bewijskwestie op grond waarvan de rechtbank aanleiding zou zien op dat uitgangspunt een uitzondering te maken.
[verzoeker] heeft zijn schade onderbouwd aan de hand van overgelegde schadeoverzichten, waarbij de belangrijkste schadepost het verlies aan verdienvermogen is. Deze schadeoverzichten en de daarachter gevoegde foto’s vormen naar het oordeel van de rechtbank echter een volstrekt onvoldoende onderbouwing van de gestelde geleden (arbeidsvermogens)schade.
Teneinde te kunnen beoordelen of de gestelde (arbeidsvermogens)schade het gevolg is van het ongeval moet beoordeeld worden of en in hoeverre [verzoeker] arbeidsongeschikt is (geweest). Hierbij is van belang dat Euro Insurance heeft aangevoerd dat uit de medische documentatie blijkt dat[verzoeker] voorafgaand aan het ongeval al diverse klachten had waarvan onduidelijk is of die de arbeidsongeschiktheid veroorzaken dan wel dat dit het ongeval is. Hiertoe zal onderzoek verricht moeten worden. Er is nog geenszins het stadium bereikt dat duidelijkheid bestaat over de klachten en beperkingen die kunnen worden toegeschreven aan het [verzoeker] overkomen ongeval. Aldus bestaat te weinig duidelijkheid over de omvang van de aan het ongeval toe te rekenen schade.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank thans niet kan vaststellen dat[verzoeker] een vorderingsrecht heeft dat de reeds verstrekte voorschotten overstijgt. Het enkele feit dat de financiële situatie waarin[verzoeker] zich bevindt nijpend is, rechtvaardigt in het licht van het vooroverwogene niet het toekennen van een aanvullend voorschot. Het verzoek wordt afgewezen.
Euro Insurance, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen aan (de advocaat van)[verzoeker], althans aan[verzoeker] te betalen ten titel van buitengerechtelijke kosten bedrag van € 20.280,28, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van deze uitspraak, althans een bedrag dat rechtbank in goede justitie meent te kunnen vaststellen. [verzoeker]vraagt vergoeding van de tot aan de onderhavige procedure (21 mei 2013) gemaakte buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 20.280,28 (na aftrek van het bevoorschotte bedrag van € 19.713,03 ter zake van buitengerechtelijke kosten). Deze extra kosten voldoen niet aan de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 onder b BW. In verband met de thans nog bestaande onduidelijkheid over het causaal verband en daarmee over de omvang van de schade, is verweerster niet gehouden tot het voldoen van het thans gevorderde bedrag. Het verzoek wordt afgewezen.
De kosten te begroten op grond van artikel 1019aa Rv overeenkomstig de ter gelegenheid van de mondelinge behandeling overgelegde specificatie althans (subsidiair) de kosten naar redelijkheid en in overeenstemming met de geldende regelen vast te stellen en te begroten, alsmede Euro Insurance, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van de kosten aan (de advocaat van)[verzoeker] , te vermeerderen met de wettelijke rente, te berekenen vanaf 14 dagen na deze uitspraak, althans na betekening daarvan aan Euro Insurance. [verzoeker] maakt aanspraak op een bedrag van € 5.752,28 (te vermeerderen met het griffierecht). De onderhavige zaak betreft een voor wat betreft de omvang en complexiteit ervan beperkt deelgeschil. Het aan het deelgeschil bestede en opgegeven aantal uren is daarmee niet in overeenstemming. De met de opstelling van het verzoekschrift en de verdere behandeling van de zaak gemoeide, redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW zullen door de rechtbank worden begroot op 15 uren x € 220,00 exclusief BTW en kantoorkosten, derhalve op € 3.300,00 exclusief BTW en kantoorkosten, te vermeerderen met het door[verzoeker] betaalde griffierecht van € 842,00. Euro Insurance zal tot betaling daarvan aan[verzoeker] worden veroordeeld. De door[verzoeker] over deze kosten verzochte wettelijke rente zal de rechtbank toewijzen, een en ander op grond van het bepaalde in artikel 6:119 BW gelezen in samenhang met artikel 6:83 aanhef en onder a BW.
Omdat tegen een beschikking op een verzoek inzake een deelgeschil op grond van artikel 1019bb Rv geen hogere voorziening open staat, zal de rechtbank de verzochte uitvoerbaar bij voorraadverklaring afwijzen.

De rechtbank is wel erg makkelijk heengestapt over het verweer dat het dispuut over een aanvullend voorschot niet in de weg staat aan verdere onderhandelingen.