Onderhandelingen betreffen voorschot en niet vok. Geschil over bgk valt dus buiten kader deelgeschil. Deelgeschilkosten gematigd.

rechtbank Amsterdam, 31 januari 2013, LJN: BZ0515
In 1998 verkeersongeval met ernstig voetletsel. Aansprakelijkheid erkend. Onderhandelingen over voorschot, vok is niet aan de orde. Beslissing over bgk geschil kan dus niet bijdragen aan totstandkoming vok. Verzoek afgewezen en deelgeschilkosten gematigd. 
Verzoek Rechtbank
De buitengerechtelijke kosten over de periode vanaf de overname van het dossier door mr. Van in april 2011 tot 15 juni 2012 vast te stellen op een bedrag van EUR 8.933,33. Een beslissing op het onderhavige verzoek kan onvoldoende  bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 1019z Rv.
Het standpunt van [A] dat partijen beoogden een vaststellingovereenkomst te sluiten over de omvang van de schadevergoeding voor de komende vijf jaar en dus niet uitsluitend, zoals Turien aanvoert, afspraken beoogden te maken over de bevoorschotting van de later nog definitief vast te stellen schade van [A] over die periode is niet op één lijn te stellen met de e-mails van mr. Van en mr. Saan.
Het standpunt van [A] dat het geschilpunt tussen partijen over de buitengerechtelijke kosten er aan in de weg staat dat partijen tot een vaststellingsovereenkomst komen met betrekking tot de schade van [A] over de periode 2012 tot en met 2016 kan dan ook niet worden gevolgd. De afspraken die partijen beoogden te maken, strekken niet verder dan het bepalen van een voorschot op de schadevergoeding over die periode. Gelet op het bepaalde in artikel 7:900 lid 1 van het BW, zijn afspraken met betrekking tot bevoorschotting niet als vaststellingsovereenkomst aan te merken. Betaling van een voorschot is niet tegen finale kwijting en maakt geen einde aan het geschil tussen partijen met betrekking tot de omvang van de aan [A] toekomende schade, maar is slechts een tijdelijke voorziening ter verrekening met de uiteindelijk nog definitief te bepalen schadevergoeding.
De slotsom is dat partijen weliswaar afspraken hebben weten te maken over de (verdere) bevoorschotting van [A], maar dat zij daarbij van mening zijn blijven verschillen over de vraag of de buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van EUR 8.933,33 onderdeel van dat voorschot dienen uit te maken. Een beslissing daarover valt buiten het kader van de wet deelgeschillen, omdat die beslissing wel leidt tot verdere en volledigere vaststelling van een voorschot op de schadevergoeding, maar daarmee niet kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Het verzoek leent zich niet voor behandeling in een deelgeschilprocedure en wordt afgewezen.
De kosten te begroten en Turien te veroordelen tot betaling daarvan. Nu het verzoek niet volstrekt onterecht en onnodig is ingediend, is het redelijk dat [A] hiervoor kosten heeft gemaakt. De omvang van deze kosten is echter niet redelijk. [A] heeft een bedrag van EUR 2.266,20 aan kosten gemaakt ten einde een bedrag van EUR 3.933,33 aan buitengerechtelijke kosten geïncasseerd te krijgen. Mede gelet op de relatieve omvang van het bedrag dat in deze procedure in geschil was en de betrekkelijke eenvoud van het verzoek, wordt zowel het uurtarief als het aantal bestede uren gematigd. Het deel van de gemaakte kosten dat in redelijkheid ten laste van Turien dient te komen wordt begroot op EUR 1.400,00, inclusief EUR 267,00 griffierecht.
Nu de aansprakelijkheid van Turien vast staat, wordt Turien veroordeeld tot betaling van dit bedrag.

Afwijzing van het verzoek lag zeer voor de hand. Dat de kosten toch worden begroot lijkt dan ook niet erg logisch.