Onderhands gooien tennisbal onder gegeven omstandigheden niet onrechtmatig

Rechtbank Noord-Holland, 1 februari 2018
Verweerder is de schoonzoon van verzoeker. Bij het weggaan rolde een tennisbal waarmee de hond van verzoeker aan het spelen was vanuit de tuin op straat. Verweerder heeft deze bal terug gegooid. De bal stuiterde ergens op en raakte vervolgens het linker (of rechter?) oog van verzoeker. Bij verzoeker is netvliesloslating geconstateerd en is inmiddels vrijwel blind aan zijn linkeroog. Verzoeker stelt verweerder aansprakelijk. Verweerder betwist aansprakelijkheid.
Verzoek Rechtbank
(verzoeker) verzoekt de rechtbank voor recht te verklaren dat

(1) (verweerder) op grond van een door hem gepleegde onrechtmatige daad aansprakelijk is voor de gevolgen van het (verzoeker) overkomen oogletsel en te bepalen dat:  (verweerder) aan (verzoeker) een voorschot op de immateriële schade zal hebben te voldoen van € 10.000,-

(1) De rechtbank stelt bij de beoordeling van de vraag of sprake is van onrechtmatig handelen voorop dat in deze zaak als maatstaf dient te worden gehanteerd of (verweerder) met het gooien van de bal meer risico heeft genomen dan redelijkerwijs verantwoord was. Het gooien van de bal kan als onrechtmatig worden beschouwd als de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval als gevolg van dit gedrag zo groot is dat (verweerder) zich naar maatstaven van zorgvuldigheid daarvan had moeten onthouden.

 

(…) kan als vaststaand worden aangenomen, dat (verweerder) een (tennis)bal de tuin in heeft gegooid en dat die bal is gestuit (op enig voorwerp) waarna de bal tegen het oog van (verzoeker) is aangekomen.

 

Gelet op de verklaring van (verzoeker) dat hij wel even sterretjes zag ondanks dat het heel zachtjes ging, kan ervanuit worden gegaan dat de bal zachtjes is gegooid. Immers, een bal die met kracht wordt gegooid kan, naar het oordeel van de rechtbank, ook na een stuitering, niet zachtjes tegen een oog aankomen. De waarschijnlijkheid van een ongeval als gevolg van het zacht terug een tuin in gooien van een daaruit afkomstige tennisbal is niet zo groot dat (verweerder) zich naar maatstaven van zorgvuldigheid had moeten onthouden van het op deze wijze teruggooien van de bal.

 

De mate van waarschijnlijkheid dat de bal als gevolg van de voorzichtige worp in het oog van (verzoeker) terecht zou komen was, ook als ervan zou worden uitgegaan dat (verzoeker) niet op het teruggooien van de bal bedacht was, is niet zo groot dat (verweerder) meer risico heeft genomen dan redelijkerwijs verantwoord was.

 

Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat op grond van de vaststaande feiten niet kan worden gezegd dat (verweerder) onrechtmatig heeft gehandeld.

(2) (verweerder) de kosten van rechtsbijstand van € 1.082,06 zal hebben te dragen; (2) De rechtbank is van oordeel dat het verzoek te bepalen dat (verweerder) de buitengerechtelijke kosten (de kosten gemaakt tot de start van dit deelgeschil) dient te dragen niet voor toewijzing in aanmerking komt. De aansprakelijkheid aan de zijde van (verweerder) is immers geen gegeven. Artikel 6:96 lid 2 BW biedt dan ook geen grondslag voor vergoeding van door (verzoeker) gemaakte buitengerechtelijke kosten.
 (3) (verweerder) de kosten van deze procedure zal hebben te dragen.  (3) De kosten van dit deelgeschil zullen met toepassing van artikel 1019aa Rv worden begroot conform het verzochte bedrag nu (verweerder) deze niet heeft bestreden en de kosten de dubbele redelijkheidstoets kunnen doorstaan. Omdat aansprakelijkheid van (verweerder) geen gegeven is, bestaat voor veroordeling tot betaling van dit bedrag door (verweerder) geen ruimte.

Ongelukkige samenloop van omstandigheden? Verweerder hoefde zich niet te onthouden van het onderhands rustig terug gooien van de tennisbal. Verweerder heeft niet meer risico genomen dan redelijkerwijs verantwoord was en dus geen aansprakelijkheid.