Rechtbank Midden-Nederland, 31 oktober 2018 | |
Tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden met een palletheftruck komt (verzoeker) met zijn rechtervoet tussen de heftruck en een beveiligingsbeugel, die was bevestigd aan een stalen H-balk in het magazijn (van verweerder 1). De kantonrechter acht (verweerder 1) aansprakelijk voor de gevolgen van het arbeidsongeval, nu er sprake is van een schending van de zorg- en veiligheidsverplichtingen. |
|
Verzoek | Rechtbank |
(Verzoeker) verzoekt de rechtbank om voor recht te verklaren dat:
(1) dat (verweerder 1) aansprakelijk is voor de gevolgen van het arbeidsongeval dat hem is overkomen en dat Zurich N.V. – de aansprakelijkheidsverzekeraar van (verweerder 1) – gehouden is de schade van (verzoeker) te vergoeden. |
Er zijn geen getuigen die het ongeval hebben zien gebeuren. Partijen schetsen een verschillende toedracht van het ongeval. Deze onzekerheid komt voor risico van (verweerder 1).
Voor de beoordeling van de zorg- en veiligheidsverplichtingen oordeelt de kantonrechter als volgt:
Dit laatste rekent de kantonrechter (verweerder 1) zwaar aan, nu een training dermate anders is dan een mondelinge instructie. Een training is expliciet bedoeld voor overdracht van kennis over het gebruik van de palletheftruck en de daaraan verbonden gevaren. Verder was er ook geen toezicht: uit niets volgt dat (leidinggevende) aandacht heeft gehad voor de wijze waarop (verzoeker) de pallettruck gebruikte en heeft gecheckt of hij deze voldoende veilig gebruikte. Aldus is er ex art. 7:658 BW sprake van een schending van de zorgverplichting: (verweerder 1) heeft niet aangetoond dat zij alle aanwijzingen heeft verstrekt die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. |
(2) met veroordeling van Zurich N.V. tot betaling van de kosten van het deelgeschil. | (Verzoeker) maakt aanspraak op een bedrag van € 8.465,16 (30 uur x een uurtarief van € 220,– x 6% kantoorkosten x 21% BTW).
De kantonrechter begroot de kosten op € 5.403,– (20 uur x € 220,– x 21% BTW + € 79,– griffierecht). Voor wat betreft deze kostenbegroting oordeelt de rechtbank als volgt:
|
Het deelgeschil bevestigd de leer van de Hoge Raad, namelijk dat een werknemer niet de exacte toedracht van het voorval dient aan te tonen. Voldoende is als de werknemer aan weet te tonen dat hij of zij schade heeft geleden tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden. De werknemer heeft aan deze eis voldaan, waarna de gevolgen van het onduidelijk blijven van het voorval, voor rekening blijven van werkgever. Opvallend is verder dat de kantonrechter – zonder motivatie – een streep zet door de gevorderde 6% kantoorkosten. Dit terwijl (verweerders c.s.) klaarblijkelijk hierover het een en ander naar voren hebben gebracht. Zie r.o. 4.14.