rechtbank ‘s-Gravenhage, 28 oktober 2011, LJN: BU3883
Verzoekster stelt dat zij letsel heeft opgelopen als gevolg van door verweerder 1 tegen haar gegooide bal. Zij verzoekt om voor recht te verklaren dat verweerder 1 en aansprakelijkheidverzekeraar Nationale Nederlanden (verweerder 2) aansprakelijk zijn voor de schade.
Nationale Nederlanden (NN) stelt dat er geen verzekeringsdekking is. Volgens NN heeft ongeval niet plaatsgevonden (er is sprake van fraude) en is premie niet betaald. Verweerder 1 stelt echter dat ongeval wél heeft plaatsgevonden, dat aan betalingsverplichting is voldaan en dat NN schade moet vergoeden.
De rechtbank oordeelt dat verzoekster gerechtigd is om verzekerde naast verzekeraar aan te spreken, verzoek is jegens hem dus toewijsbaar.
In beginsel kan NN niet terugkomen op erkenning aansprakelijkheid. Dit is echter anders wanneer erkenning heeft plaatsgevonden doordat verzekerde onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven. Verweerder 1 heeft drie geheel verschillende en deels tegenstrijdige verklaringen afgelegd, waardoor die verklaringen geen enkele waarde hebben. Het bewijs van de stelling dat het ongeval heeft plaatsgevonden is nog niet geleverd. Naast de kosten en tijdsverloop die gemoeid zullen zijn met bewijslevering is het zo dat NN vanwege de fraude niet bereid is tot buitengerechtelijke onderhandelingen. Het verzoek wordt jegens NN dan ook afgewezen.
De rechtbank begroot de deelgeschilprocedurekosten van verzoekster, waarbij het aantal uren veel lager uitkomt dan geclaimd. Alleen verweerder 1 wordt veroordeeld in deze kosten.
De rechtbank maakt korte metten met de poging om de aansprakelijkheidverzekeraar voor schade te laten opdraaien. Het is immers maar zeer de vraag of het ongeval heeft plaatsgevonden.