Rechtbank Zeeland West Brabant 15 maart 2016
Betrokkene stelt zonder ongeval andere werkgever en meer inkomen gehad te hebben. Onvoldoende bewijs.
Verzoek | Rechtbank |
te verklaren voor recht dat [VERZOEKER] genoegzaam heeft aangetoond dat hij, het ongeval weggedacht, in dienst had kunnen treden van Kya tegen een hoger salaris dan hij nu verdient en dat [VERZOEKER] niet verplicht kan worden om de nadere door ASR gevraagde informatie zoals omschreven in de verzoeksclifift, aan te leveren |
ASR heeft de stelling van [VERZOEKER] dat hij, het ongeval weggedacht, in dienst zou zijn getreden bij Kya tegen een hoger salaris dan dat wat hij nu verdient, voldoende gemotiveerd betwist, zodat ingevolge de hoofdregel van 150 Rv op [VERZOEKER] de bewijslast rust van zijn stelling dat hij in de situatie zonder ongeval waarschijnlijk bij Kya in vaste dienst zou zijn getreden en daar meer zou hebben verdiend dan hijthans verdient. Dit bewijs kan niet voorshands worden ontleend aan de door [VERZOEKER] overgelegde stukken. Gelet op de aard van het geschil, heeft de rechtbank zowel ten aanzien van de gestelde indiensttreding als de hoogte van het salaris behoefte aan deskundige voorlichting door een arbeidsdeskundige. De deelgeschilprocedure is niet bedoeld voor uitvoerige en langdurige bewijsvoering. Nu die bewijsvoering wel noodzakelijk is, zal het verzoek worden afgewezen omdat een beslissing op dit punt in onvoldoende mate bijdraagt aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst (art. 1019z BW). |
ASR te veroordelen om de onderhandelingen met [VERZOEKER] weer op te pakken en tezamen met [VERZOEKER] over te gaan tot regeling van de door [VERZOEKER] geleden letselschade, inclusief de schade ter zake het verlies van arbeidsvermogen van [VERZOEKER], en wel op basis van de voorliggende stukken in het dossier |
Overigens is ter zitting aan de orde gekomen dat voornoemde bewijsvoering mogelijk achterwege kan blijven en het geschil (eenvoudig) kan worden opgelost door voor de situatie zonder ongevaluit te gaan van het inkomen dat [VERZOEKER] zou hebben gegenereerd.Gelet op het voorgaande dient het verzoek onder b eveneens te worden afgewezen. Er bestaat overigens geen grond voor toewijzing van een verzoek tot het onderhandelen en”regelen” van een zaak buiten rechte. |
ASR te veroordelen tot betaling van de door [VERZOEKER] gemaakte buitengerechtelijke kosten als bedoeld in artikel 1019aa Rv ten bedrage van € 8.649,85, te vermeerderen met wettelijke rente |
Tegenover de betwisting van de redelijkheid van het gehanteerde uurtarief, heeft de advocaat van [VERZOEKER] desgevraagd niet meer of anders aangevoerd dan dat hij aspirant-lid van de Vereniging LSA is en dat hij zich heeft aangemeld voor de Grotius specialisatiecursus letselschade. Daarmee is niet duidelijk over welke (op de behandeling van personenschadezaken gerichte) kennis en ervaring mr. Quispel beschikt die het gehanteerde uurtarief rechtvaardigen. Mede gelet op de ingewikkeldheid van de zaak, zal de rechtbank uitgaan van een uurtarief van € 180,00, exclusief BTW en kantoorkosten.Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden zal de rechtbank de met de behandeling van het verzoek gemoeide redelijke kosten begroten op € 2.000,00 aan advocaatkosten (inclusief kantoorkosten en BTW) en € 285,00 aan griffierecht. |
Beslissingen in deelgeschil hebben de waarde van een tussenvonnis en dus moet het bewijs rond zijn. Als er nog ruimte is voor bewijslevering behoort afwijzing te volgen. Zo ook hier…