Partijen niet gebonden aan rekenkundige expertise: sprake van een volstrekt onnodig en onterecht aanhangig gemaakte procedure.

Rechtbank Limburg, 30 maart 2018
(Verzoeker) -rijdend op een motor- wordt aangereden door een personenauto, bestuurd door een bij (verweerder) verzekerde bestuurder. (Verweerder) heeft aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. Naar aanleiding van het ongeval zijn -ter vaststelling van het letsel en de daaruit volgende inkomensschade- meerdere expertises opgesteld, waaronder een rekenkundige expertise bij (X) en een orthopedische expertise bij (Y).

Tussen partijen bestaan (heel veel) verschillende geschilpunten, waaronder de gebondenheid van de partijen aan de conclusies van het expertiserapport van (X) en de (on)rechtmatigheid van het in opdracht van (verweerder) uitgevoerde persoonlijk onderzoek.

De rechtbank is van mening dat de partijen niet zonder meer gebonden zijn aan de rekenkundige uitkomsten van (X). De rechtbank komt niet toe aan de vraag of er sprake was van een (on)rechtmatig uitgevoerd persoonlijk onderzoek: het betreft een deelgeschilprocedure, geen (verkapte) bodemprocedure. Volstrekt onnodig en onterecht aanhangig gemaakte procedure: geen kostenbegroting of -veroordeling

Verzoek Rechtbank
(1) (Verzoeker) stelt zich op het standpunt dat (verweerder) gebonden is aan de conclusies van de door partijen gezamenlijk aangezochte deskundigen, waaronder de rekenkundige expertise bij (X); De rechtbank is met (verzoeker) van oordeel dat partijen gezamenlijk aan (X) opdracht hebben verstrekt tot het berekenen van het verlies aan verdienvermogen van (verzoeker). Uit het rapport van (X) volgt dat de verschenen schade wegens verlies aan arbeidsvermogen totaal € 134.537,52 is en de toekomstschade wegens verlies aan arbeidsvermogen geschat kan worden op € 877.747,32.

Dit betekent echter niet dat partijen zonder meer aan de rekenkundige uitkomsten van dat rapport gebonden zijn. Partijen zijn slechts gebonden aan de uitkomsten van het rapport van (X), indien zij ook overeenstemming hebben bereikt over de uitgangspunten die de rekenkundige bij de berekening van het totale VAV dient te hanteren.

Die uitgangspunten zien onder andere op (1) het inkomen dat (verzoeker) verdiende ten tijde van het ongeval, (2) de mate van zijn arbeidsongeschiktheid, en of deze alleen is te wijten aan het ongeval, of en, zo ja wanneer, (verzoeker) ook zonder ongeval arbeidsongeschikt zou zijn geworden, (3) of van (verzoeker) kan worden verlangd dat hij zich laat omscholen en, zo ja, welk inkomen hij met die nieuwe baan kan verdienen en vanaf wanneer, en op de duur van de arbeidsongeschiktheid. Over die uitgangspunten twisten partijen. (Verweerder) stelt namelijk dat (verzoeker) ook zonder ongeval gezondheidsklachten zou hebben gekregen, omdat bij (verzoeker) sprake was pre-existente klachten.

De rechtbank is van oordeel dat daarover duidelijkheid moet bestaan. Niet alleen is van belang welk deel van de huidige klachten is te wijten aan pre-existente klachten en welk deel aan het ongeval, maar ook, en daarmee samenhangend, hoe lang (verzoeker) waarschijnlijk klachtenvrij zou hebben kunnen werken ware het ongeval hem niet overkomen. Dat blijkt ook uit de orthopedische expertise van (Y).

De rechtbank wijst het verzochte af.

(2) voor recht verklaart dat het in opdracht van (verweerder) uitgevoerde persoonlijk onderzoek op onrechtmatige gronden is uitgevoerd en jegens (verzoeker) onrechtmatig is geweest en dat het dientengevolge verkregen bewijs niet door (verweerder) mag worden meegewogen bij de beoordeling van de letselschadezaak; Omdat de rechtbank van oordeel is dat het geschil tussen partijen zo veelomvattend is dat niet meer gesproken kan worden van een deelgeschil, moeten het verzoek van (verzoeker) worden afgewezen: het betreft immers een verkapte bodemprocedure. De rechtbank komt dan ook niet toe aan de beoordeling van de vraag of (verweerder) gerechtigd was een persoonlijk onderzoek naar (verzoeker) te starten en of de wijze waarop dat onderzoek is uitgevoerd rechtmatig was.
(3) bepaalt dat (verweerder) wordt veroordeeld tot betaling van de openstaande buitengerechtelijke kosten -inclusief de nota van (X)- ten bedrage van totaal € 7.409,52; Weliswaar heeft (verzoeker) een drietal kostenoverzichten overgelegd, maar geen van die overzichten is sluitend. Derhalve is de rechtbank met (verweerder) van oordeel dat het verzoek tot veroordeling in de kosten van deze procedure als niet dan wel onvoldoende onderbouwd moet worden afgewezen.
(4) waarbij (verweerder) wordt veroordeeld tot betaling van de kosten van het oorspronkelijke en de begroting van het aanvullende verzoekschrift. De procedure is volstrekt onnodig en onterecht aanhangig is gemaakt. Het moet immers ook voor (verzoeker) duidelijk zijn geweest dat er nog zodanig veel geschilpunten tussen partijen resteren dat van een deelgeschilgeen sprake kan zijn. Enkel ten aanzien van de aansprakelijkheid voor het ongeval bestaat tussen partijen geen verschil van mening. Over vrijwel alle andere aspecten die bij de begroting van de schade in het algemeen een rol spelen verschillen partijen fundamenteel van inzicht. Het verzoek tot begroting en veroordeling van de kosten wordt daarom afgewezen.

In deze kwestie zijn partijen het over vrijwel alles oneens. Dat heeft onder meer te maken met het gegeven dat veel bewijsstukken voor o.a. de beoordeling van de schadepost VAV nog niet boven water is. Volgens (verweerder) ontbreken bijvoorbeeld de winst- en verliesrekeningen over de 3 jaren na het ongeval, alsmede de aangiftes IB over die 3 jaren en een onderbouwing voor de lage omzet van het jaar waarin het ongeval plaatsvond.

Welk inkomen (verzoeker) ten tijde van het ongeval had en of en zo ja in hoeverre van (verzoeker) kan worden verwacht dat hij zijn schade beperkt, is dan ook volstrekt onduidelijk.

Op basis het gegeven dat er nog zo veel geschilpunten zijn tussen de partijen, komt de rechter tot het oordeel dat er sprake is van een volstrekt onnodig en onterecht aanhangig gemaakte procedure.