Rechtbank Den Haag | |
Maandelijks een voorschot van € 15.000,- wordt afgewezen doordat verzoeker de schade onvoldoende heeft onderbouwd en het causale verband nog niet vast staat. Het gerekende aantal uren wordt gematigd. | |
Verzoek | Rechtbank |
Verzoeker verzoekt de rechtbank bij wijze van deelgeschil op de voet van artikel 1019w van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv):
(1) Euro Insurances te veroordelen tot betaling aan verzoeker van een voorschot van € 15.000,– netto per maand, totdat de schade van verzoeker is geregeld; |
(1) De rechtbank stelt vast dat partijen in een impasse in de buitengerechtelijke onderhandelingen zijn geraakt. De rechtbank gaat er vanuit dat de onderhandelingen weer voortgezet kunnen worden na een beslissing op het verzoek en dus een bijdrage levert aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Het belang van het verzoek voor verzoeker is daarmee gegeven.
Naar oordeel van de rechtbank heeft verzoeker zijn standpunt over de hoogte van zijn schade onvoldoende onderbouwd. Verzoeker heeft een door hem opgestelde schadeberekening overgelegd en heeft deze berekening onderbouwd met zelf opgestelde stukken. De schade had (beter) onderbouwd kunnen worden door onderliggende objectieve stukken. Zeker nu Euro Insurance op basis van objectieve stukken tot een veel lager schadebedrag komt dan verzoeker zelf stelt. Verder staat nog niet vast dat er een causaal verband bestaat tussen de gestelde lichamelijke klachten van verzoeker en het ongeval. Ter zitting zijn partijen overeengekomen om hieromtrent een neuroloog te benaderen. Het voorgaande samen genomen kan niet worden vastgesteld dat de aan het ongeval toe te rekenen schade het reeds betaalde voorschot van € 95.000,- overstijgt. Het verzoek wordt derhalve afgewezen. |
(2) Euro Insurances te veroordelen tot betaling aan verzoeker van de eerder door hem gemaakte buitengerechtelijke kosten van € 4.769,59, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 april 2019;
(3) Euro Insurances te veroordelen tot betaling aan verzoeker de tot op heden gemaakte buitengerechtelijke kosten, waaronder de kosten van deze procedure. |
(2) Na afloop van de zitting heeft Euro Insurance het bedrag van € 4.769,59 betaald. De rechtbank beschouwd daarom dit gedeelte van het verzoek als ingetrokken.
(3) Euro Insurance is in een eerder stadium een aantal afspraken – zoals over de te zetten vervolgstappen – niet nagekomen. Daardoor bestond voor verzoeker kennelijk geen andere mogelijkheid om Euro Insurance in beweging te krijgen dan het starten van een juridische procedure. Daarnaast is door het instellen van het deelgeschil het eerder toegezegde bedrag aan buitengerechtelijke kosten van € 4.769,59 betaald. Van een onnodige procedure is dan ook geen sprake. De rechtbank is van oordeel dat het aantal in rekening gebrachte uren (16 uur) bovenmatig is. De rechtbank stelt vast dat het verzoekschrift grotendeels overeenkomst met het verzoekschrift van 13 februari 2019. De rechtbank gaat er vanuit dat Euro Insurance de kosten voor het opstellen van het verzoekschrift van 13 februari 2019 reeds heeft vergoed en dat de thans gevorderde kosten alleen zien op de aanpassingen van dit verzoekschrift van het deelgeschil. De rechtbank komt tot een tijdsbelasting van 10 uur. Nu Euro Insurance geen verweer heeft gevoerd ten aanzien van het uurtarief begroot de rechtbank de kosten van dit deelgeschil op € 3.078,24. Euro Insurance wordt in de kosten veroordeeld. |