Rechtbank Amsterdam 2 januari 2014 | |
[BETROKKENE] is op 23 november 2004 betrokken geraakt bij een verkeersongeval te Amstelveen. Zij zat als passagier in een auto die van links werd aangereden door een bestelbusje, verzekerd bij Reaal. Na twee tijdelijke contracten is er een vast dienstverband tussen haar en ABN AMRO tot stand gekomen. Op 21 september 2006 heeft ABN AMRO [BETROKKENE] medegedeeld dat zij na afloop van haar zwangerschapsverlof promotie zou maken tot Business Manager Office. Op 1 november 2006 is [BETROKKENE] bevallen. Na afloop van haar zwangerschapsverlof in januari 2007 heeft zij een aantal weken 36 uur per week gewerkt, daarna heeft zij zich op 29 januari 2007 ziek gemeld. Onder begeleiding van de bedrijfsarts is zij geleidelijk weer aan het werk gegaan totdat zij haar werkzaamheden weer volledig heeft hervat. Per 1 juli 2008 is zij vanwege een reorganisatie boventallig verklaard. De nieuwe baan die haar door ABN AMRO in het kader van re-deployment in 2009 is aangeboden heeft zij geweigerd en zij heeft zich ziek gemeld. Het dienstverband bij ABN AMRO is per 3 januari 2010 ontbonden. Op gezamenlijk verzoek van [BETROKKENE] en Reaal heeft neuroloog dr. Oosterhoff een expertise-onderzoek verricht. In september 2010 heeft Reaal Schalke & Partners opdracht gegeven om een persoonlijk onderzoek naar [BETROKKENE] te verrichten. Uit dit onderzoek blijkt dat betrokkene actief is geweest met verschillende activiteiten. |
|
Verzoek | Rechtbank |
te verklaren voor recht dat het door Schalke&Partners in opdracht van Reaal uitgevoerde persoonlijk onderzoek jegens [BETROKKENE] onrechtmatig was,althans dat de uitkomsten van dat persoonlijk onderzoek buiten beschouwing moeten blijven bij de verdere schaderegeling; | Op grond van het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat het Persoonlijk onderzoek niet voldoet aan de Gedragscode, zowel omdat niet is voldaan aan de in die code genoemde aanleidingen (zie 4.5) en omdat het onderzoek niet is verricht met in achtneming van het subsidiariteitsbeginsel. De uitvoering van het Persoonlijk onderzoek heeft inbreuk gemaakt op [BETROKKENE]s recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Dit betekent dat de rechtbank van oordeel is dat er sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of dit onrechmatig verkregen bewijs mag worden meegewogen of dat dit dient te worden uitgesloten. Op grond van een wederzijdse afweging van de belangen van beide partijen is de rechtbank van oordeel dat het door Reaal onrechtmatig verkregen bewijs niet mag worden meegewogen in de oordeelsvorming. De rechtbank zal de resultaten van het persoonlijk onderzoek bij de verdere beoordeling dan ook buiten beschouwing laten. Het verzoek om voor recht te verklaren (kort gezegd) dat het door Schalke&Partners uitgevoerde persoonlijk onderzoek onrechtmatig was, wordt dan ook toegewezen. |
te verklaren voor recht dat [BETROKKENE] Reaal niet heeft misleid;
te verklaren voor recht dat [BETROKKENE] Reaal niet welbewust onjuiste informatie heeft verstrekt teneinde een uitkering te verkrijgen waarop zij geen of in mindere mate recht heeft; te verklaren voor recht dat het recht van [BETROKKENE] jegens Reaal op schadevergoeding niet is vervallen; |
De verzoeken om voor recht te verklaren dat [BETROKKENE] Reaal niet heeft misleid en dat zij Reaal niet welbewust onjuiste informatie heeft verschaft worden desondanks afgewezen. Nu hiervoor geoordeeld is dat het persoonlijk onderzoek onrechtmatig is, zal toewijzing van deze verklaring voor recht niet bijdragen aan het tot stand komen van een vaststellingsovereenkomst. De verzoeken lenen zich derhalve niet voor behandeling in een deelgeschilprocedure.
Dit geldt ook voor het verzoek om voor recht te verklaren dat het recht van [BETROKKENE] op schadevergoeding niet is vervallen. Reaal heeft gesteld dat haar stelling niet is dat het recht van [BETROKKENE] op schadevergoeding is vervallen. Nu de rechtbank ook overigens niet is gebleken dat dit een geschilpunt is dat heeft geleid tot het vastlopen van de onderhandelingen, is niet komen vast te staan dat toewijzing van het verzoek zal bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Het verzoek wordt dan ook afgewezen. |
te verklaren voor recht dat het rapport van Oosterhoff (en de daarin benoemde al dan niet medisch objectiveerbare klachten en beperkingen) alsmede de na beroep gewijzigde FML van UWV van 28 juni 2013 als uitgangspunt moet dienen bij de verdere schaderegeling; | Partijen hebben in gezamenlijk overleg besloten tot een neurologische expertise door dr. Oosterhoff. Zijn rapport is naar het oordeel van de rechtbank op zorgvuldige wijze tot stand gekomen, zijn conclusies zijn deugdelijk onderbouwd en vloeien voort uit de door hem in zijn rapport vermelde gegevens. De rechtbank is van oordeel dat Reaal haar kritiek op het deskundigenbericht onvoldoende gemotiveerd heeft onderbouwd. Het deskundigenrapport dat Reaal ter onderbouwing van haar kritiek in het geding heeft gebracht is afkomstig van een medisch adviseur die enkel door Reaal is ingeschakeld en die [BETROKKENE] niet zelf heeft onderzocht. Hij constateert, het gehele dossier bestudeerd hebbende, meerdere discrepanties, inconsistenties en ongerijmdheden en vindt de som daarvan dusdanig dat er om die reden geen conclusies aan ‘het expertiseonderzoek’ verbonden mogen worden en dat er opnieuw onderzoek moet worden verricht. Het is de rechtbank onduidelijk of Nelemans ook vindt dat de onduidelijkheden die hij heeft gesignaleerd ten aanzien van het rapport Oosterhoff voldoende zijn om dat rapport in het geheel terzijde te schuiven. Voor zover hij dat al van mening zou zijn, is de rechtbank van oordeel dat hij zijn bezwaren ten aanzien van het rapport Oosterhoff onvoldoende heeft onderbouwd. Hij constateert voornamelijk onduidelijkheden, maar dat is onvoldoende voor het oordeel dat het rapport van Oosterhoff op onjuiste wijze totstandgekomen is, of dat de inhoud daarvan werkelijk niet klopt. Daarnaast geldt dat het op de weg van Reaal had gelegen om, indien zij vraagtekens had bij het rapport van Oosterhoff, gebruik te maken van de aan haar geboden gelegenheid om hem daarover vragen te stellen zodat hij daarop had kunnen reageren. Op die manier had zij ook antwoord kunnen krijgen op de vraag of Oosterhoff bij zijn conclusies rekening had gehouden met het feit dat er, zoals hij zelf had geconstateerd, sprake was van een zekere ongerijmdheid ten aanzien van haar beroepsactiviteiten. De medisch adviseur van Reaal heeft echter bij brief van 7 mei 2010 laten weten dat zij van oordeel is dat het rapport als uitgangspunt kan dienen voor de verdere schadeafwikkeling. Nu Reaal het stellen van vragen aan Oosterhoff heeft nagelaten gaat de rechtbank ervan uit dat Oosterhoff daarmee, zoals van een deskundige verwacht mag worden, rekening heeft gehouden. |
te verklaren voor recht dat [BETROKKENE] als gevolg van het ongeval volledig arbeidsongeschikt is; | De rechtbank overweegt als volgt. In het sociaal verzekeringsrecht gelden andere normen ten aanzien van arbeidsongeschiktheid dan in het civiele recht. Tussen partijen is in geschil of [BETROKKENE] ook in civielrechtelijke zin arbeidsongeschikt is. Dat geschil is nog actueel, ondanks de onderhavige beslissing tot het verklaren voor recht dat het rapport van Oosterhoff als uitgangspunt zal dienen bij de verdere schaderegeling. Volgens Reaal kan aan dat rapport immers de conclusie worden verbonden dat [BETROKKENE] in staat is tot het verrichten van werkzaamheden, terwijl [BETROKKENE] stelt dat zij volledig arbeidsongeschikt is. Reaal heeft bovendien kritiek op de rapporten van Bruins en Weeda, die mede ten grondslag liggen aan de FML. Dat betekent dat de rechtbank thans niet kan bepalen dat die FML eveneens als uitgangspunt moet dienen voor de verdere schaderegeling. Het verzoek (4.17) wordt derhalve afgewezen |
de kosten van dit deelgeschil aan de zijde van [BETROKKENE] te begroten op € 6.606,60 inclusief BTW en Reaal te veroordelen over te gaan tot vergoeding van dit bedrag aan [BETROKKENE |
De rechtbank overweegt als volgt. Het betoog dat onderhavige procedure onnodig is ingesteld faalt nu de vorderingen van [BETROKKENE] deels worden toegewezen. Voorts geldt dat Reaal de aansprakelijkheid van het ongeval heeft erkend, zodat als uitgangspunt heeft te gelden dat [BETROKKENE] de door haar werkelijk gemaakte kosten van de deelgeschilprocedure niet zelf hoeft te dragen. Op grond van artikel 1019aa van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden de kosten door de rechtbank begroot waarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek in aanmerking worden genomen. Of deze kosten redelijk zijn hangt ervan af of de kosten redelijk zijn gemaakt en of de hoogte van deze kosten redelijk is. De rechtbank is van oordeel dat de kosten in redelijkheid zijn gemaakt. Immers, deze zijn gemaakt om een tussen partijen gerezen geschilpunt te laten beslechten opdat partijen buitengerechtelijk tot een vergelijk kunnen komen. De rechtbank acht ook de hoogte van de kosten redelijk. Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank, als verzocht, Reaal uitvoerbaar bij voorraad veroordelen in de kosten in en buiten rechte van deze deelgeschilprocedure, welke kosten, aan de zijde van [BETROKKENE] gemaakt, begroot worden op een bedrag van € 6.606,60 |
De rechtbank is van oordeel dat het instellen van een persoonlijk onderzoek niet kan worden gerechtvaardigd door pas nadien gebleken feiten. Niet is voldaan aan de in de gedragscode genoemde aanleidingen en het onderzoek is niet verricht met in achtneming van het subsidiariteitsbeginsel. Het persoonlijk onderzoek is hierdoor onrechtmatig.