Pools recht is van toepassing bij een eenzijdig ongeval met een voertuig met een Pools kenteken

Rechtbank Den Haag, 23 december 2020
In geschil is of het Nederlandse of het Poolse recht van toepassing is op de vorderingen van (verzoekster). Gelet op de feiten en omstandigheden komt de rechter tot de conclusie dat de schade conform Pools recht dient te worden afgewikkeld.
Verzoek Rechtbank
(Verzoekster) verzoekt de rechtbank om

(1) (verweerder) te veroordelen om een voorschot van € 10.000,– te betalen;

Aansprakelijkheid is erkend. De vraag is of Nederlands of Pools recht van toepassing is op de vorderingen van (verzoekster). Hiervoor dient gekeken te worden naar de HVOV.

Het (eenzijdige) ongeval heeft plaatsgevonden in Nederland. Het land van registratie van het kenteken en het betrokken voertuig is Polen. Beoordeeld moet worden of (verzoekster) ten tijde van het ongeval in Nederland haar gewone verblijfplaats had. Is dat inderdaad in Nederland, dan is Nederlands recht van toepassing. Is dat een ander land, dan is het recht van het land van registratie van het voertuig van toepassing. Dit volgt uit artikel 3 en artikel 4 onder a 2e onderdeel HVOV.

Gelet op de feiten en omstandigheden is Pools recht van toepassing:

  • Tijdelijk of toevallig verblijf is onvoldoende. Er moet sprake zijn van tastbare maatregelen die duiden op intentie tot bestendig verblijf.
  • Verzoekster was in Nederlands als arbeidsmigrant werkzaam, via een uitzendbureau, op basis van een tijdelijk contract. Een werkgeversverklaring is onvoldoende.
  • Echtgenoot en jongste meerderjarige zoon blijven in Polen wonen.
(2) de kosten van het deelgeschil te begroten en (verweerder) hierin te veroordelen. Ondanks het geschil over het toepasselijk recht ziet de rechtbank, te meer ook omdat aansprakelijkheid is gegeven, reden tot begroting + veroordeling. (Verzoekster) komt tot een totaal van € 5.274,11.

Een deel van het totaalbedrag ziet op een nota medische verschotten. Dat zijn buitengerechtelijke kosten (die naar Pools recht beoordeeld moeten worden). Het totaal aantal uren van 10 is redelijk. Voor kantoorkosten ziet de rechtbank, zonder nadere onderbouwing, geen reden.

Begroting rechtbank = € 3.208 (10 uur x € 240,- x 21% BTW + griffierecht).

Mooie, overzichtelijke uitspraak waarbij de vereisten uit artikel 3 en artikel 4 onder a 2e onderdeel HVOV worden nagelopen. Met betrekking tot de schade noemt de rechter toch nog bepaalde relevante aspecten (o.a. degeneratieve afwijkingen). Daar staat tegenover ‘de hoop’ van de rechter dat partijen er in de minne uit zullen komen.

M.b.t. de kosten: opnieuw geen toewijzing van het verzoek vergoeding van de kantoorkosten.