Rechtbank Rotterdam 25 oktober 2019 | |
Door een scooter ongeval kan verzoeker niet langer in het restaurant van vader en broer werken. Vader en broer zeggen de dienstbetrekking – zonder schriftelijke (arbeids) overeenkomst en met betaling contant – met verzoeker op, waar hij mee instemt. Verzoeker wordt door verweerder tegengeworpen dat hij door in te stemmen met dat verzoek de schadebeperkingsplicht heeft geschonden. | |
Verzoek | Rechtbank |
I voor recht te verklaren dat verzoeker door te bewilligen in de beëindiging van zijn dienstbetrekking zijn schadebeperkingsplicht niet heeft geschonden en hij schade heeft geleden als gevolg van het ongeval ondanks dat hij geen loon heeft ontvangen | Het is de veroorzaker van het ongeval die aansprakelijk is voor het letsel en dus verzoeker in de positie heeft gebracht dat hij zijn werkzaamheden niet meer kon uitoefenen. De schade ingevolge het verlies aan verdienvermogen is derhalve veroorzaakt door het ongeval. Deze schade heeft zich geconcretiseerd in het feitelijk niet meer ontvangen van loon nadat was gebleken dat verzoeker, ondanks pogingen daartoe, niet meer tot verrichten van zijn eigen werkzaamheden in staat was ten gevolge van het letsel. Het vereiste causaal verband tussen de schade en het ongeval is daarmee gegeven.
Bij de beoordeling van de vraag of verzoeker zijn schadebeperkingsplicht heeft geschonden, wordt het volgende voorop gesteld. Verzoeker is op grond van artikel 6:101 lid 1 BW gehouden om de schade te beperken voor zover dit redelijkerwijs van hem kan worden verlangd, in die zin dat een schending van die Obliegenheit hem in het kader van de schadebegroting kan worden tegengeworpen. Of en in hoeverre redelijkerwijs van [verzoeker] kon worden verlangd dat hij zijn schade zou beperken, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval: Verzoeker was werkzaam in het restaurant van zijn vader en broer. Zijn loon was afhankelijk van de bedrijfsresultaten, het betreft een relatief klein familiebedrijf. Gesteld en onderbouwd is, dat het bedrijf niet over voldoende financiële middelen beschikte om zowel het loon van verzoeker, die zijn werk niet meer kon verrichten, te betalen als dat van een vervangende arbeidskracht. Er bestond geen schriftelijke arbeidsovereenkomst, er werd geen (loon)belasting betaald, er waren geen verzekeringen en er was voor [verzoeker] geen premie afgedragen. Het uitoefenen van de schadebeperkingsplicht zoals verweerder die voor ogen staat zou hebben ingehouden dat verzoeker, door aan te dringen op doorbetaling van salaris en een actieve inzet voor re-integratie, het voortbestaan van het bedrijf en zijn relatie met zijn familie op het spel had moeten zetten. Dat kon, naar het oordeel van rechtbank, in redelijkheid niet van hem worden gevergd. Zeker de veroorzaker van het ongeval, dan wel diens verzekeraar, kon dat niet van hem vergen. Het vorenstaande leidt ertoe dat voor recht zal worden verklaard dat verzoeker door te bewilligen in de beëindiging van zijn dienstbetrekking zijn schadebeperkingsplicht niet heeft geschonden. |
II te veroordelen in de kosten van de procedure te begroten op € 1626 te vermeerderen met griffierecht, kosten van voorbereiding, reis van en naar de rechtbank en het bijwonen van de zitting | De Rechtbank begroot de kosten van het deelgeschil op € 3263 en veroordeelt verweerder tot betaling. |
‘Onderwerp van aandacht is ook nog een flinke wijziging van het oorspronkelijke verzoek. In beginsel is de verzoeker op grond van artikel 283 Rv – welk artikel ook op de deelgeschilprocedure van toepassing is – bevoegd het verzoek of de gronden daarvan te verminderen, dan wel schriftelijk te veranderen of te vermeerderen zolang de rechter nog geen eindbeschikking heeft gegeven. De verandering of vermeerdering van (de gronden van) het verzoek kan echter buiten beschouwing worden gelaten op grond van strijd met de eisen van een goede procesorde. De deelgeschilprocedure heeft als doel de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade te vereenvoudigen en te versnellen. Gelet op dit doel kan wijziging van het verzoek en de processuele consequenties die dat met zich brengt, in strijd zijn met de eisen van een goede procesorde’.