Staat als werkgever ex art. 6:170 BW aansprakelijk voor bedreigende gedraging meerdere

rechtbank Rotterdam 8 mei 2013, LJN: CA1475
Verzoeker is tijdens werk bij marine eenmalig ‘aangepakt’ door meerdere. Hij meent dat hierdoor PTSS met arbeidsongeschiktheid is veroorzaakt en acht De Staat als werkgever ex art. 6:170 BW aansprakelijk. Rechtbank verklaart voor recht dat De Staat aansprakelijk is.
Verzoek Rechtbank
Voor recht te verklaren dat De Staat jegens [verzoeker] aansprakelijk is voor de gevolgen van het incident dat op 16 september 2008 heeft plaatsgevonden. Ondergeschiktheid dient ruimt te worden opgevat, in de betekenis van een juridische gezagsverhouding. Het gaat dus niet alleen om de dienstbetrekking uit een arbeidsovereenkomst. Zodra de werkgever de bevoegdheid heeft om bij de opgedragen werkzaamheden enige aanwijzingen en bevelen te geven, zodat de taak onder leiding kan worden verricht, is sprake van een ondergeschiktheidsverhouding. Dat in dit geval sprake is van een ondergeschiktheidsverhouding in vorenbedoelde zin tussen de Staat en [Persoon 1] staat tussen partijen niet ter discussie.
Ter onderbouwing van de stelling dat sprake is van onrechtmatig handelen heeft [verzoeker] in het bijzonder verwezen naar het advies van de klachtencommissie van 1 februari 2010. Blijkens het advies heeft dit college gemeend dat [Persoon 1] [verzoeker] op een fysiek niet te tolereren wijze heeft bejegend. De bewoordingen die [Persoon 1] daarbij heeft gebezigd, beoordeelt de klachtencommissie op zichzelf genomen niet als intimiderend, echter in combinatie met zijn fysieke gedragingen is wel sprake van intimiderend gedrag.
De combinatie van de bewoordingen die [Persoon 1] heeft gebezigd, het hardhandig duwen en de omstandigheid dat [Persoon 1] de gewapende meerdere van [verzoeker] was, acht de rechtbank in de gegeven omstandigheden in beginsel een onrechtmatige daad opleveren.
Het eigen gedrag van [verzoeker] – dat in strijd met de regels was – zal te zijner tijd een rol spelen in het kader van een eigen schuld- en/of mede schuldverweer en kan daarmee van invloed zijn op de omvang van de aansprakelijkheid c.q. de vergoedingsplicht.
Dit alles betekent dat sprake is van verwijtbaar onrechtmatig handelen van de zijde van [Persoon 1]. Immers, gesteld noch gebleken is dat de onrechtmatige daad niet aan [Persoon 1] kan worden toegerekend.
Wellicht ten overvloede merkt de rechtbank op dat daarmee niets is gezegd over de aard en omvang van de schade die [verzoeker] als gevolg van het ongeval heeft geleden en over de vraag of de schade in causaal verband staat met het incident dat op 16 september 2008 heeft plaatsgevonden. Dit zal door [verzoeker] na deze procedure nader moeten worden onderbouwd en eventueel nog moeten worden bewezen.
De rechtbank verklaart voor recht dat de Staat aansprakelijk is voor (in elk geval een deel van) de schade van [verzoeker] als gevolg van het incident dat op 16 september 2008 heeft plaatsgevonden.
Begroting van en veroordeling van De Staat in de kosten van het deelgeschil. Bij het verzoekschrift heeft mr. Solstad een specificatie gevoegd van de gemaakte kosten, die EUR 10.277,14 bedragen (36,75 uren x EUR 235,= exclusief BTW).  Die kosten komen de rechtbank redelijk voor. Ter zitting heeft mr. Solstad aangegeven dat in het door hem gehanteerde uurtarief mede de kantoorkosten zitten begrepen. De kosten van de deelgeschilprocedure worden derhalve aan de zijde van [verzoeker] begroot op  € 10.277,14 (inclusief BTW), te vermeerderen met het door [verzoeker] betaalde griffierecht van € 267,00, derhalve in totaal € 10.544,14.
Nu in deze beschikking is vastgesteld dat De Staat aansprakelijk is voor de gevolgen van het incident dat op 16 september 2008 heeft plaatsgevonden, zal De Staat in de hiervoor genoemde kosten worden veroordeeld.

Of verzoeker met deze uitspraak veel is opgeschoten valt te bezien. Het is nog maar de vraag of hij verband tussen het onderhavige incident en PTSS zal kunnen aantonen.