Gederfd levensonderhoud van kinderen in geld en in natura na gelijktijdig overlijden ouders.

Rechtbank Rotterdam 17 december 2014
Kind verliest beide ouders bij een aanrijding. Hoe wordt de berekening van het gederfde levensonderhoud uitgevoerd?
Verzoek Rechtbank
De voogdes qq. verzoekt … om te verklaren voor recht dat voor de berekening van het gederfd levensonderhoud (zowel in geld als in natura) als uitgangspunt dient te worden genomen dat de kinderen in het ouderlijk huis zouden zijn blijven wonen. De voogdes qq. stelt dat voor de berekening van de schade in geld en in natura dient te worden geabstraheerd van het feit dat de kinderen in het gezin van de voogden zijn opgenomen en dat daarbij als uitgangspunt dient te worden genomen dat zij na het ongeval in het ouderlijk huis zouden zijn blijven wonen. Gederfd levensonderhoud in geld (art. 6:108 lid 1 aanhef en onder a BW) Op grond van het vorenstaande dient voor de berekening van het door de kinderen gederfd levensonderhoud in de vorm van verlies van financieel onderhoud als uitgangspunt te worden genomen dat zij in het ouderlijk huis zouden zijn blijven wonen.
Gederfd levensonderhoud in natura (art. 6:108 lid 1 aanhef en onder d BW) Uit het vorenstaande volgt dat de extra tijd die de voogden vanaf de opname van de kinderen in hun gezin aan de gemeenschappelijk huishouding dienen te besteden, vergoed dient te worden op basis van bespaarde kosten van vervangende professionele hulp. Over het aantal uren nu en in de toekomst kan geen uitspraak worden gedaan, omdat het debat tussen partijen niet daarover is gegaan. Volstaan wordt derhalve met de opmerking dat rekening dient te worden gehouden met de concrete omstandigheden en de redelijkerwijs te verwachten inbreng die de kinderen in de gemeenschappelijke huishouding, gelet op hun leeftijd en de welstand in het ouderlijk gezin, zouden hebben gehad indien hun ouders niet zouden zijn overleden.
Voorts stelt de voogdes qq. dat de rechtsvraag die partijen verdeeld houdt voor Reaal zeer principieel is en dat het stellen van een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad derhalve aangewezen is.

Krachtens artikel 392 Rv kan de civiele (overheids)rechter in een procedure op verzoek van een partij of ambtshalve de Hoge Raad een prejudiciële vraag stellen. Bij dat artikel is het toepassingsgebied echter beperkt. Het moet gaan om zaken waarin het antwoord op de prejudiciële vraag nodig is en rechtstreeks van belang is voor (a) een veelheid aan vorderingsrechten die gegrond zijn op dezelfde of soortgelijke feiten en uit dezelfde of soortgelijke samenhangende oorzaken voortkomen, of (b) de beslechting of beëindiging van talrijke andere uit soortgelijke feiten voortvloeiende geschillen, waarin dezelfde vraag zich voordoet.

De onderhavige zaak valt niet in één van de voormelde categorieën. Van een veelheid van vorderingen die gegrond zijn op het verkeersongeval is geen sprake en partijen hebben desgevraagd meegedeeld niet bekend te zijn met een andere aanspraak van kinderen tot vergoeding van gederfd levensonderhoud in een geval waarin de beide ouders gelijktijdig zijn overleden. Het door Reaal ondersteunde verzoek van de voogdes qq. om over de onderhavige kwestie de Hoge Raad een prejudiciële vraag te stellen, zal derhalve niet worden gehonoreerd.

Voogdes qq. verzoekt dat de kosten aan haar zijde op nihil worden begroot omdat dat zo met de verzekeraar is afgesproken. Op daartoe door de voogdes qq., in verband met tussen partijen gemaakte afspraken, uitdrukkelijk gedaan verzoek zullen de kosten aan haar zijde worden begroot op nihil.

Creatief verzonnen om via een deelgeschil snel een vraag aan de Hoge Raad voor te leggen. De rechtbank gaat daarin niet mee en (dus?) zal er een bodemprocedure volgen en komt er van de beoogde snelheid niets terecht.

Wel een erg abstracte gedachte om kinderen die feitelijk ergens een nieuw thuis hebben gevonden vanwege de omvang van de schadesom fictief in hun oude huis te laten wonen?