rechtbank Haarlem 12 mei 2011, LJN: BQ4765
Auto waarin verzoekster zat is aangereden door bij verweerster Unigarant verzekerde auto. Aansprakelijkheid is erkend. Unigarant betwist causaal verband tussen de whiplashachtige klachten en ongeval. Verzoekster eist dat het causaal verband wordt vastgesteld, dat de deelgeschilprocedurekosten worden begroot op ruim € 17.000,- en dat dit bedrag door Unigarant wordt betaald.
De rechtbank stelt vast dat partijen van mening verschillen over de toedracht van de botsing, de kracht van de botsing en de (on)mogelijkheid dat de klachten ook bij geringe snelheid kunnen ontstaan. Deskundigenonderzoek, nadere bewijsvoering en mogelijk getuigenverhoor is noodzakelijk. De investering in tijd, geld en moeite weegt niet op tegen het belang van het verzoek en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren. Het verzoek wordt afgewezen. Bij dit oordeel speelt mee dat tijdens de zitting op geen enkel punt overeenstemming is bereikt en geen afspraken zijn gemaakt over de vraag hoe zal worden getracht een vaststellingsovereenkomst te bereiken.
De kosten die verzoekster voor de eerste advocaat (waar zij geen vertrouwen meer in had) heeft gemaakt blijven voor haar rekening. Van de door de huidige advocaat gemaakte kosten van ruim € 14.000,- wordt bijna € 3.000,- toegewezen. Het aantal uren is onbegrijpelijk. De onzekerheden voor de kans van slagen van de onderhavige procedure maken dat het geclaimde bedrag niet aan de dubbele redelijkheidstoets van art. 6:96 BW voldoet.
Als er geen zicht bestaat op een minnelijke regeling en het een complexe zaak betreft is een deegeschil niet opportuun. Dat had (de advocaat van) verzoekster zich moeten realiseren. De geclaimde deelgeschilprocedurekosten zijn veel te hoog.