rechtbank ‘s-Gravenhage 4 mei 2011, LJN: BQ6068
Verzoeker heeft als gevolg van een bedrijfsongeval letsel opgelopen. aansprakelijkheidsverzekeraar Axa heeft als rechtsvoorganger van Reaal (verweerster) aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend. Tussen de toenmalige advocaat van verzoeker en Axa is overeenstemming bereikt over schadevergoeding, waarbij die advocaat het voorbehoud heeft gemaakt dat de rechtsbijstandkosten volledig worden voldaan. In reactie hierop heeft Axa een vaststellingsovereenkomst toegezonden en verzocht om specificatie van de kosten, ter toetsing aan de dubbele redelijkheidstoets. Vervolgens komt de advocaat met een declaratie met specificatie, waarbij hij stelt dat na voldoening van deze kosten volledige overeenstemming zal zijn bereikt. Zeven maanden later stelt de huidige advocaat dat geen sprake is van een tussen partijen gesloten overeenkomst en dat de zaak dus nog geheel open ligt. Volgens Axa is volledige overeenstemming bereikt.
Verzoeker eist dat de rechtbank beslist dat geen definitieve regeling tot stand is gekomen en dat verweerster dus gehouden is om alle thans nog voortdurende schade te vergoeden. Verweerster stelt dat het verzoek zich niet leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure omdat het juist niet is gericht op de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.
De rechtbank oordeelt dat het verzoek erop is gericht dat partijen weer gaan onderhandelen, hetgeen betekent dat de zaak zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Een overeenkomst is vormvrij en komt tot stand door aanbod en aanvaarding. Er geldt in beginsel geen schriftelijkheidsvereiste. Axa heeft verzocht om ondertekening van de vaststellingsovereenkomst maar heeft ondertekening niet als voorwaarde gesteld voor totstandkoming van de overeenkomst. Axa heeft aan het voorbehoud ten aanzien van volledige betaling van de rechtbijstandkosten voldaan. De conclusie is dat er een overeenkomst is gesloten zodat het verzoek moet worden afgewezen. De buitengerechtelijke kosten en deelgeschilprocedurekosten worden begroot op een lager bedrag dan door verzoeker is betoogd.
De rechtbank zet op heldere wijze uiteen dat tussen partijen een overeenkomst is gesloten. Het blijft toch wat bijzonder dat het feit dat vervolgens iemand aan die overeenkomst gaat tornen er toe leidt dat de aangesproken partij nóg meer kosten moet gaan betalen. Is dat nu werkelijk wat we met de Wet Deelgeschillen willen bereiken?