Uitlener en inlener aansprakelijk o.g.v. 7:658 BW. Het staat niet vast of schade ongevalsgevolg is.

rechtbank Dordrecht (sector kanton), 8 december 2011, LJN: BU7610

Verzoekster heeft als uitzendkracht tijdens inpakwerk doorgeschoten pallet tegen voet gekregen. Zij verzoekt om te bepalen dat uitlener en inlener aansprakelijk zijn voor haar schade en de geleden schade moeten vergoeden. De rechtbank komt tot aansprakelijkheid wegens schending van de zorgplicht en bepaalt dat de ongevalschade moet worden vergoed, waarbij geldt dat niet vaststaat of de schade ongevalsgevolg is.

Met deze beslissing is een oplossing van het geschil niet veel dichterbij gekomen…. 

De rechtbank oordeelt:
Tegen deze achtergrond is het enkele feit dat partijen nooit hebben getracht een oplossing buiten rechte te bereiken, omdat verweersters van meet af aan de aansprakelijkheid hebben afgewezen, onvoldoende voor het oordeel dat het geschil niet geschikt is voor de behandeling in de deelgeschilprocedure. De aansprakelijkheidsvraag betreft immers een geschil aan het begin van het traject van de minnelijke onderhandelingen en een oordeel van de kantonrechter over de aansprakelijkheidsvraag zou, afhankelijk van de overige omstandigheden van het geval, buitengerechtelijke onderhandelingen op gang kunnen brengen. In het navolgende zal dan ook inhoudelijk worden ingegaan op het geschil.
Verweersters hebben gemotiveerd betwist dat sprake is van causaal verband tussen het ongeval op 10 september 2007 en de klachten van [verzoekende partij]. Uit de medische informatie is niets af te leiden ten aanzien van de aard van de gestelde klachten. Bovendien lijdt [verzoekende partij] aan het syndroom van Barth, zodat eventuele klachten niet het gevolg zijn van het ongeval op 10 september 2007, maar een andere oorzaak hebben, aldus verweersters. Naar het oordeel van de kantonrechter is bij deze stand van zaken niet vast te stellen dat [verzoekende partij] schade heeft geleden als gevolg van het ongeval van 10 september 2007. Dit zal door [verzoekende partij] na deze procedure nader moeten worden onderbouwd en eventueel nog moeten worden bewezen. 
[verzoekende partij] stelt dat Glasfabriek Leerdam en Tempo Team hun zorgplicht hebben geschonden door geen zorg te hebben gedragen voor een veilige werkomgeving waardoor zij het door haar gestelde letsel niet hebben kunnen voorkomen. Verweersters voeren aan dat [verzoekende partij] de bij Glasfabriek Leerdam geldende veiligheidsinstructies heeft ontvangen en dat alle werkplaatsen en bedrijfsmiddelen van Glasfabriek Leerdam voldoen aan de Arbonormen en dat ze onder meer door middel van periodieke Risicoinventarisatie & Evaluatie worden beoordeeld en gecontroleerd. Bovendien droeg [verzoekende partij] veiligheidsschoenen.
In deze procedure is komen vast te staan dat [verzoekende partij] van achteren is geraakt en dat de afstand tussen pallet en inpaktafel waartussen zij zich bevond slechts 80 cm bedroeg. Zij moest zich bovendien over die afstand verplaatsen om dozen met glazen van de pallet naar de inpaktafel te brengen. Daar komt bij dat de pallet een afmeting van 1.00 meter bij 1.20 meter had en dat de pallet 15 cm hoog was. [verzoekende partij] stond met haar rug naar de pallet. De vorkheftruck bevond zich daar weer achter. [verzoekende partij] had er in deze omstandigheden geen rekening mee behoeven of behoren te houden dat zij van achteren zou worden aangereden. Door op deze wijze de werkvloer in te richten heeft Glasfabriek Leerdam het risico genomen dat als gevolg van een samenloop van omstandigheden een werkneemster wordt geraakt door een doorgeschoten pallet. Dat [verzoekende partij] veiligheidsschoenen droeg, was bovendien kennelijk niet voldoende om dit ongeval te voorkomen. Het had op de weg van Glasfabriek Leerdam gelegen om effectieve(re) maatregelen te treffen om dit risico te voorkomen door bijvoorbeeld de werkvloer anders in te richten of gerichte instructies te geven met betrekking tot het gebruik van de vorkheftruck en aan rondlopende magazijnmedewerkers die in de buurt van de pallets werkzaamheden verrichten. Een enkele algemene waarschuwing zoals opgenomen in de veiligheidsinstructies van Glasfabriek Leerdam (zie citaat onder 3.2) en de enkele verwijzing naar de Arbonormen en periodieke controles is in dit verband onvoldoende in het licht van de zojuist geschetste omstandigheden op de werkvloer. De conclusie is dan ook dat Glasfabriek Leerdam en Tempo Team hun zorgplicht hebben geschonden.
Het hiervoor overwogene brengt mee dat het verzoek van [verzoekende partij] in zoverre toewijsbaar is dat Glasfabriek Leerdam, Tempo Team en ACE Group gehouden zijn de als gevolg van het ongeval van 10 september 2007 geleden schade te vergoeden, waarbij wordt opgemerkt dat in deze procedure niet is komen vast te staan of [verzoekende partij] als gevolg van het ongeval schade heeft geleden alsmede wat de aard en omvang van deze schade is. [verzoekende partij] zal dit na deze procedure nader moeten onderbouwen en in voorkomend geval in een eventueel volgende (bodem)procedure moeten bewijzen.

De kosten worden begroot. Dit betreft slechts de kosten die daadwerkelijk betrekking hebben op de deelgeschilprocedure.