Val van trap wegens gebrekkige trapleuning? Toedracht onduidelijk, bewijslevering is noodzakelijk.

Rechtbank Rotterdam, 10 mei 2019
Na ontvangst van een brief van (sportschool) – waarin staat aangegeven dat zij de leuning heeft losgetrokken, waarna zij personeel en potentiële leden agressief heeft benaderd – stelt (verzoekster) (sportschool) aansprakelijk voor de letselschade als gevolg van een val die zij enkele dagen daarvoor bij (sportschool) heeft opgelopen. Tegenstrijdige lezingen, nadere bewijsvoering is noodzakelijk. Daarvoor is een deelgeschilprocedure niet geschikt.
Verzoek Rechtbank
Verzoekster heeft verzocht bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:

(1) Voor recht te verklaren dat (sportschool) aansprakelijk is voor alle door (verzoekster) geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade;

(Verzoekster) heeft zich op het standpunt gesteld dat zij van de trap is gevallen als gevolg van het uitbreken van de trapleuning.

(Sportschool) betwist dat de trapleuning los zat en heeft ook betwist dat er een ongeval heeft plaatsgevonden op de trap. (Verzoekster) dreigde van de trap te vallen, hierdoor werd ze boos en vervolgens heeft zij zelf de trapleuning losgetrokken.

Op dit moment is in ieder geval nog niet vastgesteld dat (verzoekster) van de trap is gevallen, door een gebrekkige trapleuning en dat dus het gevaar in de zin van artikel 6:174 BW zich heeft verwezenlijkt. Om dit te kunnen vaststellen zal bewijslevering noodzakelijk zijn. Daar is een deelgeschilprocedure niet geschikt voor.

(2) de redelijke kosten ex art. 6:96 BW van de behandeling van dit verzoek te begroten op € 2.481,83 + het griffierecht van € 81,-, en (sportschool) in deze kosten te veroordelen. Uit de toelichting volgt dat het totaalbedrag als volgt tot stand is gekomen: 8,6 uren x uurtarief van € 225,- + 6% kantoorkosten + 21% btw.

(Sportschool) heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van deze kosten. De kantonrechter acht de begrote kosten van dit deelgeschil niet onredelijk.

Geen veroordeling van de kosten; geen aansprakelijkheid aan de zijde van (sportschool), slechts begroting van de kosten.

Naast de chronologische gebeurtenissen in dit dossier, is ook de opmerking van betrokkene tijdens de zitting, die aldus afwijkt van het verzoek, opvallend: (verzoekster) heeft verklaard dat dat zij niet daadwerkelijk van de trap is gevallen, maar dat zij twee treden naar beneden is geschoten doordat de trapleuning die zij pakte los zat.

Daarnaast zou het gaan om letsel aan de linkerschouder, de rechtervoet en -knie. (Sportschool) betwist overigens dat er sprake is van letselschade; immers, onvoldoende onderbouwing.