Rechtbank Noord-Holland, 16 april 2020 | ||
Achteropaanrijding waarbij verzoeker (DGA) stelt te hebben opgelopen. Afwijzing verzoeken van (verzoeker); de rechtbank beschouwd het primaire verzoek als een verzoek tot benoeming deskundige ex art. 202 Rv (en daar is een deelgeschilprocedure niet voor). | ||
Verzoek | Rechtbank | |
(verzoeker) verzoekt de rechtbank te bepalen dat:
(1) de expertise-aanvragen kunnen worden verzonden aan (orthopeed), (KNO-arts) en (neuroloog), zodat het expertise-traject in gang wordt gezet; |
Partijen hebben overeenstemming over de inschakeling van medische deskundigen. Partijen verschillen van mening over de vraag welke stukken verzonden moeten worden aan de deskundige en over de vraagstelling. (Verzoeker) start vervolgens een deelgeschilprocedure.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van (verzoeker) aldus dient te worden begrepen dat het ziet op het benoemen van een deskundige en niet als een verzoek (verweerster) te bevelen medewerking te verlenen aan het opstarten van deskundigenonderzoeken. De procedure op grond van artikel 202 Rv leent zich bij uitstek voor het beantwoorden van de vragen welke stukken verzonden moeten worden en welke vraagstelling gehanteerd moet worden. De rechtbank wijst het verzoek af. |
|
(2) Verweerster aan (verzoekster) een voorschot onder algemene titel moet betalen van € 75.000,–; |
|
|
(3) Verweerster de kosten van de procedure moet betalen. |
|
Opvallend is dat de rechtbank – aan het slot – aandacht schenkt aan het daadwerkelijke, onderliggende probleem: slechte communicatie tussen partijen. De rechtbank geeft partijen dringend in overweging iets aan de communicatie (tussen de medisch adviseurs van partijen) te doen; partijen moeten in onderlinge overeenstemming tot een definitieve aanvraag voor de deskundigen komen.