Visie Centraal Tucht College zwaarder dan dat van de Klachtencommissie.

uitspraak rechtbank den bosch 6 december 2013
Verzoeker is door zijn huisarts in verband met aanhoudende vermoeidheidsklachten en opgezette lymfeklieren in de hals verwezen naar de interne geneeskunde. Verzoeker is op 9 september 2008 op consult geweest bij chirurg dr. Terwisscha van Scheltinga. [VERZOEKER] is in het JBZ geopereerd door arts-assistent in opleiding tot chirurg dr. Van Schaik. Hij heeft de betreffende lymfeklier verwijderd. Verzoeker heeft zich hierna bij zijn huisarts gemeld vanwege aanhoudende pijnklachten en bewegingsbeperkingen van de linkerarm. Vervolgens is door chirurg dr. Koning geconcludeerd dat de betreffende zenuw is doorgesneden tijdens de operatie.
Verzoek Rechtbank
[VERZOEKER] verzoekt — na ter zitting zijn verzoek te hebben gewijzigd — de rechtbank om voor recht te verklaren dat JBZ aansprakelijk is voor de schade door [VERZOEKER] geleden en nog te lijden ten gevolge van de operatie op 17 september 2008, waarbij de nervus accessorius sinister is doorgesneden, met begroting van de kosten van de cleelgeschilprocedure en veroordeling van .TI3Z in die kosten. De rechtbank overweegt als volgt Het oordeel van het Centraal Tuchtcollege komt erop neer dat in dit geval op Terwisscha van Scheltinga niet de verplichting rustte om [VERZOEKER] te wijzen op het risico van beschadiging van de nervus accessorius. Weliswaar dient een tuchtprocedure niet ter vaststelling van civielrechtelijke aansprakelijkheid, maar dit betekent niet dat het tuchtrechtelijke oordeel over het handelen van Terwisscha van Scheltinga zonder betekenis is voor het oordeel van de rechtbank daarover in het kader van de aansprakelijkheidsvraag (HR 12 juli 2002, NJ 2003, 151). Het is aan [VERZOEKER] om de rechtbank, gegeven het gemotiveerde oordeel van het Centraal Tuchtcollege, voldoende handvatten te verschaffen om daarvan af te kunnen wijken. [VERZOEKER] stelt dat het Centraal Tuchtcollege uitgaat van een onjuist risicopercentage voor wat betreft beschadiging van de nervus accessorius. De onderbouwing die [VERZOEKER] daarvoor aanvoert is het oordeel van de Klachtenconimissie. Het feit dat de Klachtencommissie de klacht van [VERZOEKER] gegrond heeft verklaard wil echter nog niet zeggen dat het oordeel van het Centraal Tuchtcollege haar waarde heeft verloren.De rechtbank overweegt dat de Wet klachtrecht cliënten zorgsector (Wkcz)beoogde een eenvoudig toegankelijke voorziening te schepen voor cliënten om door hen ervaren gevoelens van onvrede aan de betrokken zorgaanbieder te doen blijken en het recht van cliënten op een reactie met betrekking tot hun klachten vast te leggen. De behandeling van klachten ingevolge de Wkcz is gericht op het vinden van een bevredigende en voor alle partijen aanvaardbare oplossing, aldus Kamerstukken II, 1992/93, 23 040, nr. 3, p. 21 (IVIvT). Het klachtrecht is er — net zo min als de tuchtrechtelijke procedure — niet op gericht om civielrechtelijke aansprakelijkheid vast te stellen. De uitkomst van de klachtprocedure – heeft ook geen bindende kracht Dit staat met zoveel woorden in de Memorie van Antwoord op de Wkcz (KaMerstukken II, 1993/94, 23040, nr. 5, p. 26), waarin staat “Het wetsvoorstel biedt de zorgaanbieder de mogelijkheid om een klachtenregeling te ontwerpen waarin de bepaling is opgenomen dat bevindingen van de klachtenbehandelende commissie of personen bindend zijn. In dat geval laat hij de ingestelde klachtencommissie feitelijk bindend beslissen. De zorgaanbieder kan bok volstaan met een klachteninstantie die hem na onderzoek van de klacht adviseert over het mie nemen standpunt” Daartegenover staat dat de procedure bij het Centraal Tuchtcollege tot doel heeft een handelen of nalaten van een beroepsbeoefenaar in strijd met de zorg die hij bij de uitoefening van zijn professie jegens een cliënt dient te betrachten door een rechterlijk college te doen beoordelen, met de mogelijkheid van het opleggen van maatregelen. Die procedure is danrorn ook met de nodige (juridische) waarborgen omkleed.

Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat wil zij het oordeel van het Centraal Tuchtcollege terzijde stellen ten faveure van dat van de Klachtencommissie, het oordeel van laatstgenoemde daarvoor wel voldoende aanknopingspunten moet bieden. Dat is echter niet het geval. De Klachtencommissie heeft haar oordeel over het risicopercentage slechts in algemene bewoordingen onderbouwd. Zij verwijst naar “door haar verricht literatuuronderzoek”, zonder daarover verder uit te weiden. Voorts betwist JBZ het bestaan van de door de Klachtencommissie genoemde — maar niet nader gemotiveerde — vuistregel dat gevolgen en risico’s met een percentage van meer dan 1% aan de patiënt meegedeeld moeten worden. Dit is door [VERZOEKER] niet (gemotiveerd) weerlegd. [VERZOEKER] heeft ook anderszins niet aangetoond dat het door het Centraal Tuchtcollege genoemde percentage onjuist is.

De slotsom uit het bovenstaande is dat niet vast staat dat Terwisscha van Scheltinga niet aan de informatieplicht heeft voldaan. Nu het gewijzigde verzoek wel daarop is gegrond, moet het verzoek worden afgewezen. Wat partijen overigens over en weer naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking.

 Ter zake van de kosten JBZ heeft geen bezwaar tegen het aantal opgevoerde uren (10,5). JBZ acht echter wel het uurtarief ad C 255,00, exclusief kantoorkosten en BTW, te hoog. 313Z wijst op de eenvoud van de procedure en het feit dat sprake is van hetzelfde feitencomplex als in de tuchtrechtelijke procedures en de klachtprocedure. [VERZOEKER] heeft hierop niet anders gereageerd dan dat hij de in rekening gebrachte kosten wel redelijk acht Het verweer van JBZ slaagt De rechtbank za! het uurtarief matigen naar C 200,00, exclusief 6% kantoorkosten en BTW. Het voorgaande in aanmerking nemend zal de rechtbank de kosten van deze procedure begroten op 10,5 uur x C 200,00 6% kantoorkosten + 21% btw —E 2.693,46 + C274,00 griffierecht = C 2967,46. Nu de rechtbank heeft geoordeeld dat geen sprake is van aansprakelijkheid van JBZ zal de verzochte kostenveroordeling worden afgewezen.

De rechtbank is van oordeel dat de visie van het Centraal Tucht College zwaarder weegt dan dat van
de Klachtencommissie en wijst het verzoek om het JBZ aansprakelijk te houden voor de schade van betrokkene af.