Rechtbank Midden-Nederland, 26 augustus 2020 | |
Als gevolg van een hart- en een chromosoomafwijking is het kind van verzoekster ernstig meervoudig beperkt en heeft het zeer intensieve zorg nodig. Het ziekenhuis waar verzoekster tijdens de zwangerschap onder behandeling stond wordt aansprakelijk gesteld voor wrongful birth en wrongful life. Het prenataal onderzoek zou niet goed zijn verricht, waardoor de afwijkingen niet (tijdig) zijn geconstateerd terwijl bekendheid met de afwijkingen tot het afbreken van de zwangerschap zou hebben geleid. | |
Verzoek | Rechtbank |
Verzoekster verzoekt de rechtbank voor recht te verklaren dat het ziekenhuis dan wel diens verzekeraar aansprakelijk zijn voor de schade die verzoekster lijdt door het nalaten van het ziekenhuis in de periode van 14 november 2008 tot en met 7 januari 2009. | Na eerdere afwijzing van aansprakelijkheid is uiteindelijk, om te beoordelen of de zorgvuldigheidsnorm uit art. 7:453 BW of de informatieplicht uit art. 7:448 BW is geschonden, op gezamenlijk verzoek tweemaal – door dezelfde deskundige – een medische expertise uitgevoerd. Eenmaal in 2015 en eenmaal in 2017.
De hieruit volgende conclusies omtrent het handelen van het ziekenhuis spreken elkaar tegen. In 2015 wordt geconcludeerd dat de behandeling heeft plaatsgevonden volgens de professionele standaarden, terwijl in 2017 de conclusie wordt getrokken dat sprake is geweest van medisch onzorgvuldig handelen. De rechtbank komt tot het oordeel dat het tweede deskundigenrapport niet als uitgangspunt kan worden genomen bij het beantwoorden van de aansprakelijkheidsvraag. Hierbij speelt niet alleen dat de deskundige, terwijl hij beide keren over dezelfde informatie beschikte, een tweede keer een volledig tegenstrijdige conclusie heeft getrokken, maar ook dat verweerster adviezen van andere deskundigen heeft ingebracht, die de conclusies uit het tweede rapport (feitelijk) weerleggen. Hiermee komt de rechtbank tot het oordeel dat de norm van goed hulpverlenerschap en de informatieplicht niet zijn geschonden. |
De rechtbank merkt – ten overvloede – op dat de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad geen plaats heeft in een deelgeschilprocedure, gelet op art. 1019bb Rv. Overigens werd ook een poging een volledige procedure onder te brengen in een deelgeschil door de rechtbank de kop ingedrukt. |
Dit zijn natuurlijk verdrietige zaken. Hoe belangrijk en risicovol de rol van een deskundige is blijkt ook wel. Het is van belang dat ook meningen en uitspraken van deskundigen worden getoetst. De conclusies moeten logisch zijn etc. Als het daaraan mankeert is zo’n rapport zonder enige waarde. Jammer van de tijd en het geld.