Rechtbank Gelderland, 15 maart 2018 | |
Verzoekster heeft geen voorrang verleend bij een kruising met stopbord buiten de bebouwde kom. Verweerder reed over een voorrangsweg. Verweerder zou harder hebben gereden dan de toegestane 60 km/u. Verzoekster stelt dat verweerder medeaansprakelijk is voor het ontstaan van het ongeval. | |
Verzoek | Rechtbank |
Het verzoek strekt er toe dat de rechtbank op de voet van art. 1019w e.v. Rv voor recht zal verklaren dat
(1) verweerder sub 1 en Univé, in haar hoedanigheid van WAM-verzekeraar van verweerder sub 1 (…) aansprakelijk zijn voor de gevolgen van het ongeval en gehouden zijn ten minste 50%, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen percentage, te vergoeden van de door (verzoekster) als gevolg van het ongeval geleden en te lijden schade, zowel materieel als immaterieel, |
(1) De maximale snelheid op de voorrangsweg in nabijheid van iedere kruising is steeds verlaagd van 60 naar 80 km/u. In zijn algemeenheid kan niet van een bestuurder van een motorvoertuig, die buiten de bebouwde kom over een voorrangsweg rijdt, verwacht worden dat hij in de nabijheid van een kruising steeds zijn snelheid verder vermindert dan het hier door de wegbeheerder gekozen maximum van 60 km/u. Het aldaar met een dergelijke snelheid rijden kan in zijn algemeenheid ook niet als gevaarzettend worden beschouwd.
Dat op die kruising vaker ongevallen voorkomen is te algemeen om daaraan consequenties te verbinden. Bijzondere omstandigheden zijn verder niet aangevoerd. Uit een eenzijdige ongevallenanalyse kan worden afgeleid dat verweerder te hard zou hebben gereden. Nadere bewijsvoering nodig. Daarvoor is geen ruimte in deze procedure. Of verweerder onvoldoende heeft geanticipeerd en daarmee verwijtbaar heeft gehandeld is onvoldoende onderbouwd. Uit de gedragingen van verweerder kan niet worden afgeleid dat hij gevaarzettend of in zijn strijd met zijn wettelijke plicht heeft gehandeld. Het is (…) niet uit te sluiten dat het verkeersgedrag van verzoekster dusdanig onverwacht en risicovol was, dat deze door verzoekster genoemde gedragingen voor verweerder sub 1 niet uitvoerbaar waren, althans in redelijkheid niet van hem verlangd mochten worden. |
(2) met begroting van de kosten aan de zijde van verzoekster bij de behandeling van het verzoek en veroordeling van Univé tot betaling van deze kosten. | (2) Redelijke kosten van 22,5 uur tegen een tarief van € 229,90 inclusief btw begroot in totaal op € 5.459,75. |
Medeaansprakelijkheid kan in deze zaak niet worden aangenomen. Verweerder betwist harder te hebben gereden dan de toegestane maximum snelheid van 60 km/u. In deze procedure is geen ruimte voor nadere bewijsvoering. Verder zijn er geen omstandigheden aangevoerd waaruit ander gedrag van verweerder verlangd had mogen worden.