rechtbank Rotterdam 6 april 2011, LJN: BQ0224
Verweerder is in 2007 als autobestuurder van achteren aangereden door een bij verzoeker (London Verzekeringen) WAM verzekerde auto. Verzoeker heeft aansprakelijkheid voor ongevalgevolgen erkend. Verweerder had een schadeverzekering inzittenden (SVI) bij Achmea. Jurilex heeft namens verweerder met Achmea onderhandeld. Dit heeft geresulteerd in een vaststellingsovereenkomst. Hierin is een schadevergoeding voor de geleden en nog te lijden schade opgenomen en verleent verweerder finale kwijting aan Achmea en de eventuele aansprakelijke partij voor alle schade, behalve niet door de zorgverzekering gedekte schade. Deze schadevergoeding is door Achmea aan verweerder betaald en London heeft in het kader van regres een betaling aan Achmea gedaan.
London verzoekt om voor recht te verklaren dat London aangemerkt dient te worden als aansprakelijke partij in de zin van de vaststellingsovereenkomst. Verweerder betwist dat London door deze overeenkomst is gekweten.
Omdat ook verweerder beslechting van het onderhavige geschilpunt in deelgeschil wenselijk vindt en partijen bereid zijn tot verdere onderhandelingen, betreft het volgends de rechtbank een deelgeschil. De rechtbank oordeelt dat in de vaststellingsovereenkomst met de eventuele aansprakelijke partij niet alleen de bestuurder maar ook de betreffende WAM verzekeraar wordt bedoeld. Deze overeenkomst houdt dus mede kwijting ten gunste van London in. Bij deze uitleg van de overeenkomst is van belang dat verweerder is bijgestaan door een deskundig belangenbehartiger. De gevraagde verklaring voor recht wordt gegeven. De De rechtbank honoreert het verzoek van verweerder om zijn deelgeschilprocedurekosten te begroten en veroordeelt London tot betaling van dit bedrag.
De rechtbank geeft een logische uitleg van de vaststellingsovereenkomst. Hoewel London volledig in het gelijk wordt gesteld, draait zij toch op voor de deelgeschilprocedurekosten. Dat wringt…