Notice: Function _load_textdomain_just_in_time was called incorrectly. Translation loading for the broken-link-checker domain was triggered too early. This is usually an indicator for some code in the plugin or theme running too early. Translations should be loaded at the init action or later. Please see Debugging in WordPress for more information. (This message was added in version 6.7.0.) in /home/p19396/domains/wetdeelgeschillen.info/public_html/wp-includes/functions.php on line 6114
Wel deelgeschil ondanks weigering verzekeraar te onderhandelen. Geen verjaring (gestuit door verzoekschrift deskundigenbericht.) – Wet Deelgeschillen

Wel deelgeschil ondanks weigering verzekeraar te onderhandelen. Geen verjaring (gestuit door verzoekschrift deskundigenbericht.)

Rechtbank Rotterdam 1 oktober 2013
Deelgeschil in de zin van art. 1019w Rv. Stelling verweerster dat zij onderhandelingen niet zal hervatten is geen (zelfstandige) grond voor afwijzing op basis van art. 1019z Rv. Geen verjaring ex art. 10 lid 1 WAM wegens stuiting op grond van art. 3:317 lid 1 BW door indiening verzoekschrift tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht.
Verzoek Rechtbank
 te verklaren voor recht dat de vordering van [verzoekster], voortvloeiende uit het verkeersongeval d.d. 30 november 1998, jegens London niet verjaard is  De indiening voordat een geding aanhangig is van een verzoekschrift tot het bevelen van een voorlopig deskundigenonderzoek is niet zonder meer gelijk te stellen met de in artikel 3:317 lid 1 BW bedoelde mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt. Bij beantwoording van de vraag of een schriftelijke mededeling als een mededeling in de zin van dat artikellid kan worden opgevat, zal niet alleen moeten worden gelet op de tekst van de mededeling maar ook op de context waarin de mededeling wordt gedaan en eveneens op de overige omstandigheden van het geval. Het komt uiteindelijk erop aan of de mededeling een voldoende duidelijke waarschuwing aan de schuldenaar inhoudt dat hij rekening moet houden met de mogelijkheid dat de vordering nog geldend wordt gemaakt zodat hij ervoor kan zorgen dat hij de beschikking behoudt over voor het voeren van verweer benodigde gegevens en bewijsmateriaal (HR 18 september 2009, NJ 2009, 439).

Het door [verzoekster] op 13 november 2008 ingediende verzoekschrift, door haar overgelegd als productie 4, vermeldt onder meer dat het erop is gericht een deskundig oordeel te krijgen over het bestaan van causaliteit tussen het [verzoekster] overkomen verkeersongeval en de klachten en beperkingen die zij ondervindt en ondervonden heeft. Verder vermeldt het verzoekschrift dat [verzoekster] zich niet verenigt met het standpunt van (de medisch adviseur van) London dat het haar overkomen verkeersongeval slechts tot tijdelijke klachten heeft geleid en dat zij haar procespositie in een eventueel aanhangig te maken bodemprocedure wenst in te schatten. Voorts vermeldt het verzoekschrift dat [verzoekster] schade heeft geleden en lijdt door onder andere verlies van verdienvermogen en verlies van zelfredzaamheid en dat London op grond van artikel 6 WAM wordt aangesproken. Derhalve bestaat er geen ruimte voor twijfel over (de aard van) de vordering die [verzoekster] in een bodemprocedure zou willen instellen. Op grond van dit alles levert de indiening van het verzoekschrift, beoordeeld naar de hiervoor weergegeven maatstaf, een mededeling in de zin van artikel 3:317 lid 1 BW op. De verjaringstermijn van drie jaar is derhalve op 13 november 2008 opnieuw gaan lopen.

De stelling van [verzoekster] dat de correspondentie die door haar na de ingewonnen deskundigenberichten is verzonden, zoals de brief van 12 augustus 2011, London heeft gewaarschuwd dat [verzoekster] zich het recht op nakoming in de zin van schadeloosstelling ondubbelzinnig voorbehield, is door London niet weersproken, zodat dit tussen partijen vast staat. Hiermee staat tevens vast dat de voormelde verjaringstermijn op grond van artikel 3:317 lid 1 BW na 13 november 2008 opnieuw tijdig is gestuit. Sedert 12 augustus 2011 zijn nog geen drie jaren verstreken, zodat de verzochte verklaring voor recht kan worden toegewezen en niet behoeft te worden ingegaan op de vraag of na 18 april 2006 de onderhandelingen tussen partijen zijn hervat.

 begroting van de kosten van deze procedure en bepaling dat die kosten door London moeten worden vergoed.

Gelet op de verwerping van het verweer van London dat [verzoekster] niet-ontvankelijk zou zijn in haar verzoek kan worden voorbijgegaan aan het op dat verweer gebaseerde standpunt van London dat de kosten voor deze procedure niet in redelijkheid zijn gemaakt. Uitgangspunt is derhalve dat het op zichzelf redelijk is dat aan de zijde van [verzoekster] kosten in verband met het onderhavige deelgeschil zijn gemaakt. Gelet hierop zal de rechtbank overgaan tot begroting van de kosten.

4.10.Bij het verzoekschrift is een specificatie gevoegd van de gemaakte kosten aan de zijde van [verzoekster], die € 6.945,82 bedragen (22 uren x € 245,= vermeerderd met 6,5% kantoorkosten en BTW). Die kosten, tegen de hoogte waarvan door London geen (afzonderlijk) verweer is gevoerd, komen de rechtbank, gelet op de kenmerken van de onderhavige zaak, redelijk voor. De kosten van de deelgeschilprocedure worden derhalve aan de zijde van [verzoekster] begroot op € 6.945,82 (inclusief BTW), te vermeerderen met het door [verzoekster] betaalde griffierecht van € 274,00, derhalve in totaal € 7.219,82.

4.11.Nu de aansprakelijkheid van London vast staat zijn er geen juridische redenen die zich verzetten tegen toewijzing van het verzoek van [verzoekster] om te bepalen dat de hiervoor begrote kosten door London moeten worden vergoed. Evenmin is gebleken van praktische redenen die zich daartegen verzetten.

 De stelling van London dat zij, ook indien de vordering van [verzoekster] niet is verjaard, de onderhandelingen niet zal hervatten en dat dit standpunt onwrikbaar is, maakt dat niet anders. Het kan immers niet zo zijn dat de opstelling van de verwerende partij bepalend is voor het antwoord op de vraag of een geschil zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure, omdat op die wijze de deelgeschilprocedure eenvoudig zou kunnen worden gefrustreerd.

Op basis van de in de beschikking weergegeven feiten een logische beslissing. Standpunt van de verzekeraar is (in praktische zin) ook niet onbegrijpelijk. Kennelijk meent men dat de medische voorgeschiedenis relevant is (werd ook opgevraagd maar niet verkregen door de door de rechtbank benoemde deskundige) en al vele jaren lang wordt geweigerd die informatie te verstrekken of wordt dat in ieder geval gefrustreerd. Een alternatiefje voor de verzekeraar was wellicht geweest om bij wijze van (voorwaardelijk) tegenverzoek en op grond van artikel 843a Rv te eisen dat nu dat complete dossier wordt overgelegd….