deelgeschil bij al aanhangig gemaakte bodemprocedure.

rechtbank ‘s-Hertogenbosch, 28 december 2011, LJN: BU7841

Betreft afwikkeling van schade na een mislukte sterilisatie en de geboorte van een kind. Verzoekster vraagt een beslissing van de rechter over de schadeposten verlies aan verdienvermogen en buitengerechtelijke kosten (waaronder de kosten van het NRL). Hoewel er meer geschilpunten zijn en inmiddels ook een bodemzaak aanhangig is gemaakt door de aansprakelijke verzekeraar, acht de rechtbank niet uitgesloten dat partijen toch tot een vergelijk kunnen komen als een beslissing is gegeven over de twee voorgelegde schadeposten. De rechtbank bepaalt de uitgangspunten voor de berekening van het verlies van verdienvermogen, stelt de hoogte van de buitengerechtelijke kosten vast, veroordeelt de verzekeraar tot betaling van de kosten van het NRL en tot betaling van de kosten van de deelgeschilprocedure (die door de rechter lager zijn begroot dan verzocht, bijna op het niveau dat de verzekeraar juist acht….29 uur bestede tijd is bovenmatig, wordt gecorrigeerd tot 14 uur).
De tijd zal het verdere verloop leren….zal de bodemprocedure inderdaad niet doorgaan cq. stoppen?

Het vereiste van artikel 1019x lid 3 Rv heeft tot doel dat duidelijk wordt over welke geschilpunten wel of geen overeenstemming is bereikt. De rechtbank is van oordeel dat [verzoekster] daarom in dit verband haar uitgebreide beschrijving van de onderhandelingen tot 28 december 2010 met alle bijbehorende producties achterwege had kunnen laten, maar in plaats daarvan kort had moeten beschrijven hoe die onderhandelingen zijn verlopen met daarbij een duidelijk overzicht van alle punten waarover partijen het thans wel en niet eens zijn. [verzoekster] had aldus niet alleen melding moeten maken van de (bijna) bereikte minnelijke regeling van 28 december 2010 en de daarop gevolgde discussie tussen partijen, maar had ook moeten melden dat het ziekenhuis inmiddels vrijwel alle schadeposten betwist en heeft aangekondigd een bodemprocedure aanhangig te maken. Dat [verzoekster] niet goed voor het voetlicht heeft gebracht welke geschilpunten partijen thans verdeeld houden, leidt er echter naar het oordeel van de rechtbank niet toe dat het verzoek moet worden afgewezen, zoals het ziekenhuis bepleit.

Uit het verweerschrift en het verhandelde ter zitting is duidelijk geworden dat de twee geschilpunten waarop het verzoek van [verzoekster] ziet, niet de enige geschilpunten zijn. Dit roept de vraag op of een beslissing van de rechter in het deelgeschil wel kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Dat inmiddels ook een bodemprocedure aanhangig is gemaakt zou er op kunnen wijzen dat partijen er samen buitengerechtelijk niet uit komen. Anderzijds zijn in het onderhavige geval in het verloop van de onderhandelingen – met name in de op 28 december 2010 onder voorbehoud bereikte minnelijke regeling en in de correspondentie die daarop is gevolgd – wel aanwijzingen te vinden dat een minnelijke regeling na een rechterlijke beslissing in het deelgeschil mogelijk alsnog kan worden bereikt. Zo betreft de schadepost verlies aan verdienvermogen een substantieel deel van de totale vordering en lopen de standpunten van partijen hierover zodanig uiteen dat dit een verschil in schade oplevert van tussen € 46.507,22 en € 68.811,- ([verzoekster] vraagt € 68.811,- en het ziekenhuis meent dat het verlies aan verdienvermogen nihil is, althans maximaal € 22.303,78). Bovendien is er een verband met de schadepost “extra kosten kinderopvang”, nu de hoogte hiervan mede zal afhangen van het aantal uren dat [verzoekster] geacht zal worden te werken. Voor wat betreft de buitengerechtelijke kosten en de kosten van het NRL lopen de standpunten van partijen uiteen tot eveneens een aanzienlijk bedrag van € 16.128,78 ([verzoekster] vordert € 16.266,48 en € 4.962,30, het ziekenhuis wil niet meer betalen dan € 4.500,- en € 600,-). Daarbij komt dat het ziekenhuis in haar dagvaarding thans alle schadeposten betwist en bepleit dat de totale schade van [verzoekster] slechts € 41.917,59 bedraagt of althans niet meer dan € 70.178,08, terwijl zij EUR 100.000,- heeft vergoed en geen terugbetaling vordert (waarmee zij een aantal schadeposten die thans (wederom) in geschil zijn eerder feitelijk heeft erkend). Gelet op dit alles acht de rechtbank het niet uitgesloten dat partijen toch tot een vergelijk kunnen komen indien de rechtbank een oordeel geeft over de twee schadeposten die haar in het deelgeschil zijn voorgelegd.