Rechtbank Midden-Nederland, 6 juli 2022 | |
Verzoeker, een wielrenner, heeft letsel opgelopen na een verkeersaanrijding met een bestelbus. De vraag die ter discussie staat is wie aansprakelijk is voor wat daar is gebeurd. De rechtbank stelt gemotiveerd vast dat de wielrenner een grotere causale bijdrage aan het ongeval heeft gehad. De wielrenner krijgt dan 50% eigen schuld. | |
Verzoek | Rechtbank |
Verzoeker verzoekt de rechtbank:
(1) Voor recht te verklaren in welke mate verweerder aansprakelijk is voor letsel na een ongeval tussen een bestelwagen en een wielrenner; |
De rechtbank verklaart voor recht dat verweerder voor 50% aansprakelijk is voor de geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade ten gevolge van het ongeval. Art. 185 WVW is van toepassing. Op grond hiervan is verweerder gehouden ten minste 50% van de schade van verzoeker te vergoeden. De rechtbank heeft geen reden gezien om dit percentage aan te passen.
De rechtbank motiveert dit door vast te stellen dat, ondanks de tegenstrijdige getuigenverklaringen, wél vast staat dat verweerder bezig was met een bijzondere manoeuvre voorafgaand aan het ongeval (namelijk: keren op een smalle straat). Verzoeker heeft dit gezien. De rechtbank geeft aan dat de wielrenner in dit geval de nodige voorzichtigheid had moeten betrachten. In plaats daarvan is wielrenner achter de bestelbus langs gefietst over de smalle dijk. Hiermee heeft verzoeker een risico aanvaard. Zij geeft in dit kader aan dat het ongeval in overwegende mate kan worden toegerekend aan verzoeker. Omdat sprake is van een ongeval tussen een gemotoriseerd en een ongemotoriseerd voertuig, krijgt het ongemotoriseerde verkeersdeelnemer in ieder geval 50% van zijn schade vergoed. Dit betekent dat, ondanks het bestaan van een grotere causale bijdrage aan het ongeval, verzoeker toch een gedeeltelijke vergoeding krijgt van zijn schade. |
(2)De kosten van het deelgeschil te begroten op € 5.305,25.en verweerder te veroordelen tot betaling daarvan. | Nu de aansprakelijkheid voor 50% vast staat, werkt dit percentage door in de kosten voor het deelgeschil. De rechtbank stelt vast dat a.s.r. een bedrag van €2.652,63 moet betalen, te vermeerderen met wettelijke rente. |
In plaats dat de rechtbank de tegenstrijdige bewijsmiddelen waardeert, focust zij zich op hetgeen wat wél vaststaat. Hieruit volgt, ondanks dat er sprake is van een zwakke deelnemer, dat het ongeval grotendeels aan de wielrenner kan worden toegerekend. Dankzij de wet kan de wielrenner toch rekenen op een gedeeltelijke schadevergoeding.