Rechtbank Rotterdam, 28 januari 2022 | |
Over de omvang van de persoonlijke schade na een aanrijding (met lage impact) is overeenstemming: die schade wordt geregeld voor € 6.000,00, mits, zo eist de belangenbehartiger, de kosten van rechtsbijstand á € 6.624,78 integraal worden voldaan. Verweerster biedt aan daarvoor € 4.000,00 te vergoeden. Dat aanbod wordt niet geaccepteerd. | |
Verzoek | Rechtbank |
De rechter wordt verzocht verweerster te veroordelen tot voldoening van de openstaande nota’s van de buitengerechtelijke kosten á € 6.624,75. | Een deelgeschil over enkel nog de kosten rechtsbijstand zou maken dat met een uitspraak daarover de kwestie finaal beslist wordt. Dat is niet de bedoeling van een deelgeschil. Een bodemprocedure zou in dit geval de aangewezen weg zijn. Het verzoek wordt afgewezen. |
Ten overvloede merkt de rechter op dat de gevorderde kosten de dubbele redelijkheidstoets niet doorstaan. In algemene zin is het aan een professioneel en deskundig belangenbehartiger om ervoor te zorgen dat de kosten niet te hoog oplopen.
De in deze zaak verrichte werkzaamheden rechtvaardigen niet de daaraan bestede tijd (21,9 uur á € 250,00 excl. btw per uur). Het gaat niet om een complex of omvangrijk dossier en over de aansprakelijkheid is geen discussie geweest. Op verzoeken van verweerster om de causaliteit te onderbouwen is de belangenbehartiger niet ingegaan en ook van de verdere onderbouwing van de gestelde klachten en schade is geen werk gemaakt. Daarnaast heeft de belangenbehartiger bijna een jaar niets van zich laten horen, ondanks inspanningen van verweerster om de schade af te wikkelen. Uit de urenspecificatie volgt dat er in die periode wel werkzaamheden zijn verricht, maar door de belangenbehartiger is niet onderbouwd waarom die werkzaamheden noodzakelijk zijn geweest of waarom het in rekening brengen van het volle uurtarief gerechtvaardigd is. |
De boodschap is duidelijk: het is aan de belangenbehartiger om te waken voor onnodige kosten en de redelijkheid van de gevorderde kosten aan te tonen.