Rechtbank Gelderland 7 juli 2021 | |
Verzoekster is op 9 december 2016 betrokken geraakt bij een verkeersongeval, met whiplashachtige klachten als gevolg. Bovemij heeft de aansprakelijkheid erkend. Partijen hebben op gezamenlijk verzoek een expertise door een neuroloog laten uitvoeren. Uit het rapport blijkt dat bij verzoekster sprake is van klachten en bevindingen die passen bij een whiplash associated disorder graad 2 en posttraumatische nek- en hoofpijnklachten en armklachten. Bovemij stemt niet in met de conclusies en stelt dat een alternatieve oorzaak voor de klachten en beperkingen van verzoekster niet uit te sluiten is. Dit vanwege inconsistenties en tegenstellingen in de stellingen van verzoekster. Volgens de rechtbank zijn er geen zwaarwegende en steekhoudende bezwaren tegen het rapport. De klachten staan gedeeltelijk in causaal verband met het ongeval. Het verzoekt tot bevoorschotting kan niet worden beoordeeld. | |
Verzoek | Rechtbank |
Verzoekster verzoekt de rechtbank:
(1) te bepalen dat sprake is van een juridisch causaal verband tussen het ongeval en klachten (nekpijn, hoofdpijn, slaapproblemen, rijangst en depressiviteit/lijdensdruk); |
Omdat de expertise op gezamenlijk verzoek van partijen heeft plaatsgevonden, is het rapport in beginsel leidend, tenzij er sprake is van zwaarwegende en steekhoudende bezwaren tegen het rapport.
Wisselende verklaringen volgens de rechtbank niet leugenachtig of niet consequent. Verzoekster heeft immers melding gedaan van het ongeval en de klachten. Daarnaast stelt Bovemij dat de expertisearts onvoldoende in zijn beoordeling heeft betrokken dat verzoekster pas in april 2017 de huisarts heeft bezocht en dat kennelijk in tussentijd geen sprake was van ernstige pijnklachten. De expertisearts beschikte over het huisartsenjournaal en heeft gezien dat verzoekster enige tijd niet bij de huisarts is geweest. Dit heeft kennelijk niet geleid tot een ander oordeel van de expertisearts. Uit de informatie van de belangenbehartiger en arbeidsdeskundige blijkt niet dat er sprake is van grotendeels klachtenvrij zijn. Dat in het arbeidsdeskundig rapport staat dat het beter ging met verzoekster wil ook niet zeggen dat verzoekster klachtenvrij was. Een arbeidsdeskundige neemt immers geen adequate anamnese af. Dat de pijn de ene keer links is gelokaliseerd en de andere keer rechts, wil nog niet zeggen dat er geen sprake is van een samenhangend patroon van klachten. De conclusie van de rechtbank is daarom dat er geen zwaarwegende en steekhoudende bezwaren zijn tegen het expertiserapport. Een reële alternatieve verklaring voor de klachten is niet gegeven. Daarmee acht de rechtbank dat het causaal daarmee is gegeven. Voor de slaapproblemen, rijangst en despressiviteit kan het bestaan en de omvang van het causaal verband op basis van expertiserapport niet worden aangenomen. Dit ligt namelijk niet binnen het expertisegebied van de neuroloog. Voor deze klachten staat het causaal verband daarom niet vast. Ook is geen causaal verband gebleken tussen de hoofdpijn, anders dan achter het rechteroortrekkende nekpijn, en het ongeval. |
(2) te bepalen dat Bovemij een voorschot van € 50.000,- aan verzoekster voldoet, dan wel een periodiek voorschot over een in goede justitie te bepalen periode; | Vaststaat dat er Bovemij aansprakelijk is en dat verzoekster (nek)klachten heeft die in causaal verband staan met het ongeval. De hoogte van een redelijk aanvullend voorschot kan niet worden vastgesteld. Dit omdat tussen partijen nog een bodemprocedure loopt over de vraag of de gestelde klachten leiden tot beperkingen en de gestelde financiële schade. Ook is nog niet bekend wat de omvang is van de gestelde psychische klachten en hoofdpijn en de causaliteit. Dit verzoek zal daarom worden afgewezen. |
(3) de kosten van de deelgeschilprocedure te begroten op een bedrag van € 7.707,70 en Bovemij te veroordelen tot betaling van dit bedrag. | Het begrote bedrag is gebaseerd op 26 uur tegen een uurtarief van € 245,-, vermeerderd met 21% btw. De rechtbank acht de bestede uren en het gehanteerde uurtarief redelijk. De kosten worden daarom begroot op € 8.016,70 (inclusief het griffierecht van € 309,-). Bovemij wordt in deze kosten veroordeeld. |