Rechtbank Amsterdam 6 januari 2022 | |
Na een gevecht tussen verzoeker en verweerder is verweerder in de auto gestapt. Verzoeker is naast de auto van verweerder gaan staan. Terwijl verweerder uit het parkeervak reed is hij over het been van verzoeker gereden, met enkelletsel tot gevolg. Verweerder aansprakelijk. 50%-Regel niet van toepassing, schadevergoeding overeenkomstig artikel 6:101 BW. Causaliteitsverdeling 50/50, geen billijkheidscorrectie. | |
Verzoek | Rechtbank |
Verzoeker verzoekt de rechtbank:
(1) te verklaren voor recht dat UVM aansprakelijk is voor de als gevolg van het verkeersongeval d.d. 23 april 2019 door verzoeker geleden en nog te lijden materiele en immateriële schade; (2) te verklaren voor recht dat verweerder aansprakelijk is voor de als gevolg van het verkeersongeval d.d. 23 april 2019 door verzoeker geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade; |
(1) en (2) Overeenkomstig artikel 185 Wvw acht de rechtbank verweerder en UVM aansprakelijk. Het UVM heeft daarbij onvoldoende gemotiveerd betwist dat de breuk in de enkel van verzoeker is veroorzaakt doordat verweerder hem heeft aangereden. Daarbij wordt verwezen naar de getuigenverklaringen van verweerder die verklaarde over het been van verzoeker heen te zijn gereden. |
(3) te verklaren voor recht dat géén sprake is van opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid aan de zijde van verzoeker;
(4) te verklaren voor recht dat verzoeker géén eigen schuld heeft aan het ontstaan van de schade waarvoor verweerder en UVM aansprakelijk te houden zijn; (5) UVM en verweerder hoofdelijk te veroordelen om aan verzoeker te vergoeden een voorschot op de immateriële schade van € 5.000,00; |
(3) De rechtbank is van oordeel dat verzoeker met aan opzet grenzende roekeloosheid heeft gehandeld en dat daarmee dus de 50%-regel niet van toepassing is. Verzoeker is op 10 centimeter afstand naast de auto blijven staan terwijl hij had kunnen en moeten weten dat verweerder zich aan de situatie – de ruzie en het gevecht – probeerde te onttrekken. Daar verweerder zijn auto startte had het voor verzoeker duidelijk moeten zijn dat verweerder weg wilde rijden. Verzoeker had zich ervan bewust moeten zijn dat er een aanzienlijk gevaar bestond dat verweerder hem aan zou rijden. Toch is verzoeker naast de auto blijven staan en heeft hij niet geprobeerd de aanrijding te voorkomen.
(4) Er is volgens de rechtbank sprake van eigen schuld aangezien verzoeker met aan opzet grenzende roekeloosheid heeft gehandeld. (5) De rechtbank wijst het verzoek om een voorschot af omdat verzoeker niet heeft onderbouwd waarom dit bedrag onder de gegeven omstandigheden een billijke vergoeding is. |
(6) de kosten van dit deelgeschil te begroten op € 6.430,38, te vermeerderen met het griffierecht;
(7) UVM en verweerder hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de kosten van het deelgeschil van € 6.430,38 en het griffierecht, te vermeerderen met de wettelijke rente. |
(6) Er wordt door verzoeker een conceptdeclaratie overgelegd voor 18,2 uur tegen een uurtarief van € 280,00 en kantoorkosten van 4%. De rechtbank begroot de kosten op € 4.719,00 (15 uur tegen een uurtarief van € 250,00, plus 4% kantoorkosten, vermeerderd met 21% btw). Het griffierecht van € 85,00 wordt daarbij opgeteld, waardoor het totaalbedrag op € 4.804,00 komt.
(7) met het oog op de 50-50% verdeling wordt UVM en verweerder veroordeelt tot betaling van € 2.402,00. |
(8) UWM verzoekt de rechtbank om zich uit te laten hoe hoog de vergoedingsplicht is. | (8) Allereerst wordt het tegenverzoek door de rechtbank ontvankelijk verklaard. UVM heeft het verzoek tijdig gedaan, het verzoek hangt voldoende samen met het verzoek van verzoeker en het verzoek kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Het is niet noodzakelijk dat er eerst een medische expertise verricht moet worden om een oordeel te kunnen vormen over de billijkheidscorrectie.
Daar de 50%-regel niet van toepassing is zal de schadevergoedingsplicht overeenkomstig artikel 6:101 BW moeten worden beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de toe te rekening gedragingen van beide partijen in gelijke mate hebben bijgedragen aan de aanrijding. Verzoeker is op slechts 10 centimeter afstand naast de auto gaan en blijven staan toen verweerder de motor startte. Daartegenover is verweerder weggereden terwijl verzoeker op 10 centimeter naast de auto stond. De rechtbank acht een verdeling van 50-50% gerechtvaardigd. De billijkheidscorrectie geeft geen reden tot andere percentages. De beschikbare informatie over het letsel – het is onduidelijk of verzoeker nog klachten of beperkingen ervaart; het had op de weg van verzoeker gelegen om daaromtrent enige (recente) medische informatie te verstrekken – en de omstandigheid dat er geen uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten bestaat brengen geen andere verdeling met zich mee. |