Stichting aansprakelijk voor hondenbeet door geadopteerde hond; 75% van de schade blijft voor verzoeker

Rechtbank Gelderland 28 maart 2022
Verzoeker en zijn partner adopteren een hond van een stichting die honden wegens hun (probleem)gedrag herplaatst bij particulieren. Op 10 augustus 2020 heeft de hond verzoeker tweemaal gebeten toen verzoeker de muilkorf strakker wilde doen. De Stichting is de bezitter van de hond op grond van artikel 6:179 BW. De billijkheid brengt met zich mee dat 75% van de schade voor verzoeker blijft.
Verzoek Rechtbank
Verzoeker verzoekt de rechtbank:

1)

primair: voor recht te verklaren dat de Stichting op grond van artikel 6:179 BW, 6:74 BW dan wel 6:162 BW volledig dan wel voor een door de rechtbank te bepalen percentage aansprakelijk is voor de schade als gevolg van het bijtincident;

subsidiair: voor recht te verklaren dat de Stichting ten tijde van het bijtincident de bezitter was in de zin van artikel 6:179 BW en daarom aansprakelijk is.

Bezitter op grond van artikel 6:179 BW
Uit de gesloten overeenkomst blijkt dat verzoeker de hond zou houden als bruiklener en dat de Stichting de eigenaar bleef. … Dit betekent dat de Stichting aansprakelijk is voor de door de hond aangerichte schade.

Nietigheid aansprakelijkheidsuitsluiting
De Stichting stelt dat zij op grond van een exoneratiebeding niet aansprakelijk is. Het gaat hier om een algemene voorwaarde (artikel 6:231 BW). Volgens verzoeker is dit beding op grond van artikel 6:237 sub f BW vermoedelijk onredelijk bezwarend. … Verzoeker heeft terecht de nietigheid van de aansprakelijkheidsuitsluiting ingeroepen.

Eigen schuld
Verzoeker zou het dagelijkse leven van de hond voor een belangrijk deel bepalen en zou voor de buitenwereld als verantwoordelijke worden gezien. Dit impliceert een vergaande acceptatie van de gevolgen van het gedrag van de hond. Verzoeker was bekend met de bijzondere risico’s van de hond (bijtgedrag) en heeft de daarmee gepaard gaande extra risico’s geaccepteerd.

Onvoldoende onderbouwd is de stelling dat het bijten ook het gevolg is van aan verzoeker te verwijten gedrag. Ook onvoldoende onderbouwd is de stelling dat de Stichting verweten zou kunnen worden dat de hond veel gevaarlijker zou zijn dan voorgespiegeld werd en dat de hond überhaupt niet geschikt was voor adoptie. De rechtbank is van oordeel dat de over en weer toe te rekenen omstandigheden in gelijke mate causaal tot de schade hebben bijgedragen. De billijkheid eist dat 75% van de schade voor verzoeker blijft, nu verzoeker als dagelijkse baas voor de hond zou optreden en de risico’s welbewust heeft aanvaard.

2) de kosten te begroten op 15,5 uur à € 250,- exclusief btw en veroordeling van de Stichting van deze kosten, vermeerderd met het betaalde griffierecht.
De rechtbank acht het gehanteerde uurtarief en de bestede uren redelijk en begoot de kosten op € 4.773,75. De Stichting is voor 25% aansprakelijk voor de schade en is daarom veroordeeld tot betaling van 25% van de deelgeschilkosten. Dat is een bedrag van € 1.193,44.

Hoewel de Stichting als bezitter wordt gezien en instructies meegeeft, is verzoeker als ‘baasje’ verantwoordelijk voor het dagelijkse leven van de hond. Mede omdat verzoeker de bekende risico’s heeft aanvaard, moet hij 75% van de schade zelf dragen.