Rechtbank Oost-Brabant 21 april 2022 | |
Op 20 februari 2016 is verweerder aangereden door een bij ZLM verzekerde auto. ZLM heeft de aansprakelijkheid erkend, maar vindt dat er 50% eigen schuld is, doordat het verkeersgedrag van verweerder in belangrijke mate heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval. De rechtbank gaat hierin mee. De tegenverzoeken van verweerder worden afgewezen, omdat ZLM adequaat heeft bevoorschot. | |
Verzoek | Rechtbank |
Verzoek van ZLM (verzoekster)
Verzoekster verzoekt de rechtbank: (1) te bepalen dat zij 50% van de schade (inclusief de buitengerechtelijke kosten) dient te vergoeden; |
Nu er geen sprake is van overmacht, opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid, krijgt verweerder in ieder geval 50% van de geleden schade vergoed. Toepassing van artikel 6:101 BW kan ervoor zorgen dat er meer dan 50% voor rekening van ZLM komt.
Het weggedrag van verweerder heeft in aanzienlijk hogere mate bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval dan het weggedrag van de bestuurder van de auto. Verweerder fietste tegen de voorgeschreven rijrichting in en heeft geen voorrang verleend aan de auto. Deze verkeersfouten zijn verweerder aan te rekenen, omdat het schemerdonker was. Daarnaast regende het en verweerder droeg donkere kleding. Daarnaast onttrok een schrikhek naast het fietspad het zicht voor het van rechts komend autoverkeer. De bestuurder van de auto kan hooguit worden verweten dat hij niet optimaal rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat er een fietser van links zou kunnen komen, die hem geen voorrang zou verlenen. De conclusie van de rechtbank is dan ook dat ZLM 50% van de schade dient te vergoeden. |
Tegenverzoeken verweerder
Verweerder verzoekt de rechtbank: (1) te bepalen dat ZLM 100% van de schade dient te vergoeden; |
Dit tegenverzoek komt niet voor toewijzing in aanmerking, nu de rechtbank heeft geoordeeld dat 50% van de schade moet worden vergoed door ZLM. |
(2) betaling van:
|
Kosten eigen medisch adviseur
De rechtbank acht een vergoeding van € 2.000,- redelijk. Verweerder heeft niet voldoende onderbouwd dat een hoger bedrag als redelijke vergoeding moet worden aangenomen. Een specificatie van een declaratie is hiervoor niet voldoende. Buitengerechtelijke (advocaat-)kosten De totale buitengerechtelijke kosten worden door verweerder begroot op € 18.717,01. ZLM dient 50% van de schade te vergoeden en heeft reeds € 7.000,- betaald. Niet alle uren die in rekening zijn gebracht, kunnen als redelijk worden aangemerkt. De rechtbank is van mening dat de facturen in ieder geval met € 2.420,- moeten worden verlaagd. ZLM is dus een bedrag van € 6.908,51 verschuldigd. Het voorschot van € 7.000,- was dus voldoende. Verlies aan arbeidsvermogen ZLM heeft een bedrag van € 20.000,- als voorschot op de persoonlijke schade uitgekeerd. Verweerder heeft onvoldoende onderbouwd dat ZLM een hoger bedrag dient uit te keren. Een recente schadestaat ontbreekt. |
De kosten van dit deelgeschil
Verweerder begroot de kosten op € 12.880,45 (gebaseerd op 47 uur en 50 minuten tegen € 210,- en 3 uur tegen € 200,- te vermeerderen met 21 % btw). |
De rechtbank vindt het aantal uren aan de hoge kant. De rechtbank begroot de kosten op € 4.926,- (20 uur x € 242 inclusief btw + het griffierecht van € 86,-). Nu ZLM 50% van de schade dient te vergoeden, komt € 2.463,- van het totaalbedrag voor haar rekening. |
Deze uitspraak van de rechtbank Oost- Brabant laat goed de redelijkheidstoets ex artikel 6:96 BW zien. Bovenmatig gedeclareerde uren dienen geminderd te worden op het totaalbedrag.