Rechtbank Midden-Nederland, 24 maart 2021 | |
Verzoekster onderging op 23 november 2012 een operatie aan de neusbijholtes. Daarbij is de oogkas licht beschadigd. Zij mocht wel dezelfde dag nog naar huis. De nacht na de operatie kreeg zij last van hoge koorts en klachten aan het rechteroog (zwelling en dubbelzien). Op 11 december bleek dat er een aanzienlijke bewegingsbeperking van het rechteroog was door inklemming van de oogspier. In mei 2013 is een hersteloperatie verricht, met helaas slechts beperkt effect. Verzoekster blijft dubbelzien.
Zij stelt de KNO-arts die haar behandeld heeft hiervoor aansprakelijk. Een gezamenlijk voor expertise ingeschakeld KNO-arts geeft aan dat de opgelopen schade niet het gevolg is van een operatie die niet heeft voldaan aan de professionele standaard. Hij constateert wel dat de preoperatieve voorlichting niet aan de daaraan te stellen eisen voldeed en dat na de operatie onvoldoende aandacht is besteed aan de door verzoekster aangegeven klachten. Daarmee is de kans verloren gegaan om de schade te voorkomen. Hoe groot die kans zou zijn geweest kan de deskundige niet aangeven. |
|
Verzoek | Rechtbank |
De rechtbank wordt verzocht
1. Voor recht te verklaren dat de schade het gevolg is van het ontbreken van ‘informed consent’; |
De rechtbank is van oordeel dat verzoekster onvoldoende heeft gesteld om aan te kunnen nemen dat zij – als zij op een voldoende duidelijke wijze zou zijn geïnformeerd over de aan de behandeling verbonden risico’s – niet voor de behandeling zou hebben gekozen. Ook gezien de bevindingen van de ingeschakelde deskundige is de rechtbank van oordeel dat een redelijk handelend patiënt in de gegeven omstandigheden had besloten de operatie uit te laten voeren.
Ook zonder het ontbreken van informed consent, zou de operatie dus zijn uitgevoerd en zou de complicatie zijn opgetreden. Dat betekent dat de verzochte verklaring voor recht dat de schade het gevolg is van het ontbreken van informed consent niet kan worden toegewezen. |
2. Verweerster te veroordelen tot het betalen van € 25.000,00 voor materiële schade; | Omdat er geen causaal verband is tussen het ontbreken van informed consent en de schade is er geen grondslag voor toekenning van een voorschot op deze schade. Dit verzoek wordt daarom afgewezen.
De rechtbank acht het wel aannemelijk dat verzoekster schade heeft geleden als gevolg van het geconstateerde gebrek aan nazorg en dat dit een hoger bedrag is dan wat er tot nu toe is betaald. De kans dat er geen of in ieder geval minder ernstige complicaties zouden zijn opgetreden kan de rechtbank echter – net als de deskundige – niet beoordelen en daarom kan de rechtbank ook geen inschatting maken van de door de gebrekkige nazorg ontstane schade. Overigens is deze tekortkoming niet subsidiair aan het verzoek ten grondslag gelegd en/of de grondslag naar aanleiding van de behandeling ter zitting gewijzigd. Dat betekent dat er in deze procedure ook geen grondslag is voor toekenning van een voorschot op de schade als gevolg van de tekortkoming in de nazorg. |
3. Verweerster te veroordelen tot het betalen van € 10.000,00 aan smartengeld; | Omdat niet beoordeeld kan worden welke schade kan worden toegerekend aan de tekortkoming van de onvoldoende nazorg, kan de rechtbank ook niet beoordelen wel bedrag aan smartengeld daarbij zou passen en of dit hoger is dat het bedrag dat al is betaald.
Het niet juist informeren over de mogelijke complicaties bij een operatie is verder niet een zodanig ernstige normschending dat dat kwalificeert als aantasting van de persoon. |
4. Verweerster te veroordelen in de proceskosten á € 6.156,00. | Verzoekster heeft een rechtsbijstandsverzekering die de kosten vergoedt. Het is ter zitting niet te beoordelen of zij op grond van de polisvoorwaarden gehouden is de kosten te verhalen. Voor een kostenbegroting is daarom geen reden. De griffiekosten á € 937,00 komen wel voor vergoeding in aanmerking. |