Rechtbank Amsterdam, 9 september 2021 | |
Overlijdensschade, deskundige werd op gezamenlijk verzoek ingeschakeld inzake de levensverwachting van (overledene). Aan het slot van het deskundigentraject ontstaat er wrevel tussen partijen. Rechtbank geeft een tussenbeschikking, partijen mogen eerst aanvullende vragen stellen. | |
Verzoek | Rechtbank |
(Verzoekster) verzoekt de rechtbank te bepalen dat indien door de betrokken artsen gehandeld was zoals van redelijk handelende en redelijk bekwame vakgenoten verwacht mocht worden, ervan moet worden uitgegaan dat (overledene) o.a. later zou zijn overleden en minder ernstig pijn had geleden. |
(Verzoekster) stelt dat zonder de fout van de radioloog en de internist al 6 weken eerder zou zijn vastgesteld dat (overledene) longkanker had, een type dat goed behandeld had kunnen worden.
Partijen zijn het erover eens dat zowel de diagnose van het soort tumor als het stadium waarin de kanker zich bevond van belang zijn voor de vaststelling van de overlevingskansen van (overledene). Partijen verschillen echter van mening over welk soort tumor (overledene) had en in welk stadium de kanker zich bevond. Op beide punten meent de rechtbank dat nadere toelichting van de deskundige noodzakelijk is. Aanhouding van iedere beslissing, in afwachting van het aanvullende resultaat van (deskundige). |
Normaliter meent de rechtbank dat er in deelgeschil geen ruimte is voor nader onderzoek (en de rechtbank wijst het verzoek dan af). Hier oordeelt de rechtbank anders, waarschijnlijk ook omdat men ervan uit gaat dat de nadere toelichting van de deskundige niet al te lang op zich moet laten wachten. Het gaat slechts om enkele vragen.