Verzoeker is op 17 juli 2023 betrokken geraakt bij een kettingbotsing met drie voertuigen. Betrokkene reed voor een Tesla en daarachter reed een bij ASR verzekerde Iveco bestelbus. Op basis van de schadeformulieren en het proces-verbaal komt de rechtbank tot de conclusie dat de Iveco de bestelbus heeft doorgedrukt op het voertuig van verzoeker. ASR is daarom gehouden de schade van verzoeker te vergoeden.
Het verzoek om een voorschot van € 137.403,- wordt grotendeels afgewezen omdat causaal verband tussen de gestelde klachten en het ongeval ontbreekt. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een consistent klachtenpatroon. Omdat informatie over de medische voorgeschiedenis niet is overgelegd, kan niet worden beoordeeld of de klachten ook bestonden voor het ongeval en of er een alternatieve verklaring is. ASR wordt veroordeeld tot het betalen van een voorschot van € 5.000,-.
De advocaat van verzoeker hanteert een uurtarief van € 285,- per uur en hanteert voor een deel van de uren een opslag van 25% vanwege specialisatie. De rechtbank wijst de extra opslag af omdat in het uurtarief van € 285,- al rekening is gehouden met specialisatie.
Verzoeker is aangehouden en moest mee naar het politiebureau. Daar moest hij blijven. Tijdens de overnachting heeft hij zijn lenzen ingehouden, waarna hij de volgende dag wakker werd met een geïrriteerd oog. Hij heeft toen aangegeven dat hij doosjes met lenzenvloeistof nodig had, waarna is aangeboden de lenzen te bewaren in doosjes met water. Van dat aanbod is geen gebruik gemaakt. Aan het begin van de middag kwam zijn vader uiteindelijk doosjes met lenzenvloeistof brengen, maar de irritatie was toen al doorgezet. Die avond is paracetamol en antibioticazalf verstrekt en de dag erna is onderzoek in het ziekenhuis gefaciliteerd. Daar werd een hoornvliesbeschadiging vastgesteld (waarvoor uiteindelijk een hoornvliestransplantatie nodig was). Verzoeker stelt de politie aansprakelijk voor het letsel en de gevolgen daarvan.
Een huurster zakte tijdens schoonmaakwerkzaamheden door de vloer van de zolder en raakte gewond. Ze stelde de verhuurder aansprakelijk wegens gebrekkig opstal en onrechtmatige daad. De rechtbank moest beoordelen of de zaak geschikt was voor een deelgeschil.
Verzoekster verzoekt de rechtbank om te beslissen over de aansprakelijkheid London Schadeverzekeringen, de causaliteit tussen de beweerdelijk onrechtmatige handeling en de schade, het bestaan en de omvang van de schade, de bevoorschotting en de buitengerechtelijke kosten.
De rechtbank oordeelt dat de feiten onvoldoende kunnen worden vastgesteld en wijst het verzochte daarom af. De kosten worden niet begroot omdat het verzoek volstrekt onnodig is ingesteld.
Verzoekster heeft zich bij verweerder (de huisartsenpost) gemeld met o.a. pijn op de borst en benauwdheid. Ondanks dat uit de D-dimeertest de uitslag ‘dubieus’ kwam, werd verzoekster naar huis gestuurd. Twee dagen later bezocht verzoekster haar eigen huisarts, die haar met spoed naar de spoedeisende hulp heeft verwezen, waar longembolieën werden geconstateerd. De kantonrechter oordeelt dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door verzoekster niet direct door te verwijzen naar een specialist. Kosten deelgeschil toegewezen als verzocht.
Verzoeker neemt een duik in het ondiepe water van een meer in een natuurgebied. Hij loopt hierbij een hoge dwarslaesie op, waardoor hij blijvend rolstoel gebonden is. De rechtbank is van oordeel dat het Landschap haar zorgplicht heeft geschonden door geen waarschuwingsborden voor het ondiepe water te plaatsen. Na billijkheid 20% eigen schuld.
Toen verzoekster aan het paardrijden was trapte het paard van haar zus – dat schuin voor haar reed – naar achteren, tegen haar knie. Zij viel van haar paard en liep een verbrijzelde knie en een gebroken onderbeen op. De aansprakelijkheidsverzekeraar van de zus heeft aansprakelijkheid erkend, maar doet een beroep op 50% eigen schuld vanwege onvoldoende afstand houden. Over dat percentage eigen schuld is discussie. Partijen komen daar samen niet uit.
In augustus 2010 is [verzoekster] door haar huisarts doorverwezen naar het Sint Jans Gasthuis te Weert (hierna: het ziekenhuis). In het ziekenhuis is nader onderzoek verricht. De uitkomst van het bloedonderzoek was dat er sprake was van een positieve hepatitis C uitslag. Deze uitslag is (ongelezen) aan het patiëntendossier van [verzoekster] toegevoegd. In de periode 2010 t/m 2020 zijn verschillende vervolgafspraken en periodieke controles uitgevoerd. In 2020 is [verzoekster] door haar huisarts wederom naar het ziekenhuis verwezen. Naar aanleiding van de uitslag van een CT-scan en MRI-scan is bij [verzoekster] in februari 2021 de diagnose “levercirrose” en “(ongeneeslijke) leverkanker” gesteld. Bij bestudering van het medisch dossier van [verzoekster] door de nieuwe internist is er in het elektronisch patiëntendossier van [verzoekster] een positieve uitslag voor hepatitis C van 17 september 2010 ontdekt. Hoogstwaarschijnlijk is deze onbehandelde hepatitis C de oorzaak van de levercirrose en leverkanker. Deze uitslag is eerder niet door de behandelaar(s) gesignaleerd.
Op 5 maart 2021 heeft [verzoekster] het ziekenhuis aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van de gemiste positieve uitslag voor hepatitis C. MediRisk heeft middels haar schrijven van 11 mei 2021 aansprakelijkheid erkend “voor het missen van de juiste diagnose in 2010, waardoor niet de juiste behandeling is ingezet”. MediRisk is vervolgens overgegaan tot betaling van een voorschot op de schade.
Verzoekster is in 2001 betrokken geraakt bij een verkeersongeval. Partijen hebben meerdere onderzoeken laten uitvoeren (neuroloog, verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige). Verzoekster werkt als zelfstandig logopediste. Verzoekster wenst het rapport van de arbeidsdeskundige als uitgangspunt te nemen voor de berekening van haar schade. Partijen zijn echter niet gehouden aan het rapport omdat de arbeidsdeskundige zijn rapport heeft gebaseerd op wezenlijke feitelijke veronderstellingen waarover partijen twisten.