Studievertraging na mishandeling onvoldoende bewezen; deel van kosten toegewezen.
Verzoeker vorderde schadevergoeding voor studievertraging die hij zou hebben opgelopen door een hersenschudding als gevolg van mishandeling door verweerder. De rechtbank stelde vast dat er een causaal verband is tussen de mishandeling en de hersenschudding, maar vond onvoldoende bewijs voor het verband tussen het letsel en een jaar studievertraging. De rechtbank oordeelde dat het niet halen van twee tentamens kort na het incident niet automatisch leidde tot een jaar vertraging, omdat verzoeker niet kon aantonen dat hij in latere studiejaren hinder ondervond van het letsel.
