Verzoekster is een paar maanden gedetineerd geweest. Die detentie is geëindigd omdat zij om medische redenen detentieongeschikt werd verklaard.
Al tijdens het voorarrest heeft zij er alles aan gedaan om haar complexe medische situatie zo goed mogelijk te onderbouwen door medische informatie aan te leveren. Omdat een korte(re) detentie werd verwacht, werd geconcludeerd dat de benodigde zorg uitstelbaar was.
De detentie bleek toch langer en tijdens die detentie namen de klachten erg toe. Er is uiteindelijk een verwijzing naar een specialist in het ziekenhuis gekomen, maar die verwijzing duurde langer dan goed was. De reden: er werd nog gewacht op medische informatie, terwijl die informatie in een eerder stadium al door verzoekster zou zijn overhandigd.
Verzoekster stelt dat het onzorgvuldig was dat, gezien de bekende problematiek, onvoldoende een beeld is gevormd van alle klachten en lopende behandelingen ten tijde van de intake of kort daarna. Toen duidelijk werd dat de detentie langer zou duren, werd bovendien onvoldoende adequaat gehandeld in het opstarten van de juiste behandelingen en begeleiding.
Zij heeft de Staat aansprakelijk gesteld voor de haar schade als gevolg van medisch onzorgvuldig handelen.
Afwijzing verzoek tot vaststelling aansprakelijkheid op grond van artikel 1019z Rv. Toewijzing verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ex artikel 166 Rv. Begroting kosten, zonder veroordeling.
Deelgeschil letselschade. Afwijzing verzoeken. Meerdere aanrijdingen, meerdere verzekeraars. Geen aanvullend voorschot en geen vergoeding buitengerechtelijke kosten. Verzoeken onnodig en onterecht ingesteld.
Verzoekster is op 12 juni 2014 betrokken geweest bij een achteropaanrijding en stelt als gevolg daarvan arbeidsongeschikt te zijn. Crawford heeft de aansprakelijkheid voor het ontstaan van het ongeval erkend.
Het geschil ziet op het bestaan van een causaal verband tussen de gestelde klachten en het ongeval en de vraag of een aanvullend voorschot redelijk is. De rechtbank wijst het verzoek af.
Verzoeker is in juni 2014 en september 2014 meerdere malen door verschillende artsen gezien. Op 4 september 2014 wordt op een MRI-scan een herseninfarct gediagnostiseerd. Verzoeker heeft het ziekenhuis aansprakelijk gesteld voor de schade die hij lijdt als gevolg van de tekortkomingen in de medische behandelingsovereenkomst door het ziekenhuis in juni 2014 en september 2014. Hoewel de rechtbank tot de conclusie komt dat op 2 momenten sprake is van tekortkomingen aan de zijde van het ziekenhuis, kan een causaal verband (nog) niet worden aangenomen.
Verzoek leent zich niet voor behandeling in een deelgeschilprocedure; beantwoording van de rechtsvraag zal veel tijd in beslag nemen omdat uitvoerige bewijslevering nodig is nu bijna elk onderdeel van de zaak tussen partijen in geschil is. Afwijzing op grond van artikel 1019z Rv.