[Verzoekster] reed uit de richting van de Patersweg en had volgens de verkeersborden voorrang, terwijl [betrokkene] uit de tegenovergestelde richting kwam. De voertuigen botsten, waarbij [verzoekster] schade en lichamelijke klachten stelde. Rechtbank concludeert tot aansprakelijkheid en 50% eigen schuld.
Verzoeker is op 29 september 2021 tijdens de uitoefening van zijn sjorwerkzaamheden voor ILS aan boord van een containerschip gewond geraakt aan zijn rechterknie. Verzoeker stelt ILS op grond van artikel 7:658 dan wel 6:170 BW aansprakelijk. De kantonrechter oordeelt dat de zaak zich niet leent voor een deelgeschil, omdat nadere bewijslevering nodig is naar de toedracht van het ongeval. Het verzoek wordt afgewezen; de kosten worden wel begroot.
Verzoeker is op zijn racefiets tegen een afslaande auto aangereden. Daarbij heeft hij letsel opgelopen, waarvoor hij de automobilist aansprakelijk heeft gesteld.
Bij een eerder getuigenverhoor is gebleken dat de automobilist in elk geval langs een groen verkeerslicht reed. Daardoor zijn vermoedens ontstaan dat verzoeker door rood reed, hoewel hij zelf aangeeft dat het nog groen was.
Na eerdere erkenning van de aansprakelijkheid wenst HDI daar – 3 jaar later – op terug te komen. Na inschakeling ongevallenanalist meent HDI dat verzoeker niet heeft aangetoond dat er sprake is geweest van een authentieke aanrijding. De rechtbank oordeelt dat HDI bewijs moet leveren dat er geen sprake is van een authentieke aanrijding en dat HDI daarin niet geslaagd is.
In de slaapkamer van verweerster 2 vond een incident plaats met een BB-gun (een luchtdrukwapen dat kleine metalen balletjes als munitie gebruikt). Verzoekster haalde de BB-gun uit de zak van een jasje dat op het kledingrek hing. De BB-gun was van verweerster 1 die tijdens het incident niet thuis was. Verweerster 2 pakte de BB-gun en op enig moment daarna is deze afgegaan. Het metalen kogeltje is in het linkeroog van verzoekster gekomen en zij is hierdoor blind geraakt aan haar linkeroog.
Verweerster 2 is strafrechtelijk vervolgd. In hoger beroep kon het hof niet vaststellen of, en zo ja, welke handelingen door de verdachte zijn verricht waardoor de BB-gun is afgegaan. Verweerster 2 wordt vrijgesproken van zwaar lichamelijk letsel door schuld. Verweerster 2 wordt wel veroordeeld voor handelen in strijd met artikel 13 lid 1 Wet wapens en munitie, vanwege het voorhanden hebben van het verboden wapen.
In deze deelgeschilprocedure wordt door de rechtbank de vraag beantwoord of verweerster 1 en verweerster 2 ieder hoofdelijk aansprakelijk gehouden kunnen worden voor de schade van verzoekster.
Zeer ernstig letsel voetganger door aanrijding auto, uiteindelijk – anderhalf jaar na ongeval – overleden. Vordering toekenning smartengeld ingesteld door erven. Minimaal bewustzijn bij betrokkene.
Achteropaanrijding uit oktober ‘19, met nadien niet-objectiveerbare klachten aan de zijde van verzoeker: een 60 jarige man, zelfstandige, schilder. Verzoeker brengt de volgende klachten naar voren: nek, schouder, hoofdpijn en onderrug. De rechtbank komt tot een juridisch causaal verband, met uitzondering van de gestelde onderrugklachten.
Verzoeker – werknemer van verweerder – stelt dat een doos met een warmtepomp erin tegen zijn hoofd is gevallen tijdens het lossen van de vrachtwagen bij een klant. Ondanks een eerder getuigenverhoor slaagt de werknemer er niet in om aan te tonen dat hij schade heeft geleden tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden.
Verzoekster is op 12 juni 2014 betrokken geweest bij een achteropaanrijding en stelt als gevolg daarvan arbeidsongeschikt te zijn. Crawford heeft de aansprakelijkheid voor het ontstaan van het ongeval erkend.
Het geschil ziet op het bestaan van een causaal verband tussen de gestelde klachten en het ongeval en de vraag of een aanvullend voorschot redelijk is. De rechtbank wijst het verzoek af.
Aanrijding tussen een snorfiets en personenauto. De snorfietser negeert rood verkeerslicht. Bestuurder personenauto toch aansprakelijk maar eigen schuld van 70%.
Jegens verzoekster 2 is Univé niet aansprakelijk, omdat zij een schuldloze opzittende is en daardoor is de WAM-verzekeraar van verzoekster 1 (en niet die van de personenauto) regelend verzekeraar.
Verzoeker is tijdens zijn werkzaamheden gewond geraakt aan zijn vinger en houdt zowel zijn formele als materiële werkgever aansprakelijk. De kantonrechter volgt de door verzoeker geschetste toedracht en oordeelt dat de werkgever niet heeft voldaan aan de zorgplicht en wijst de verklaring voor recht en een gedeelte van de verzochte kosten van deze zaak toe. Er volgt wel een matiging van de urenbesteding en het uurtarief, waarbij separate kantoorkosten van 5% niet redelijk worden geacht.
Een fietser haalt bij het naar beneden rijden van een brug een andere fietser in. De fietsen raken elkaar waarbij de ingehaalde fietser ten val komt en hersenletsel oploopt. De door de verzoeker gestelde toedracht is niet komen vast te staan. Of verweerder in strijd heeft gehandeld met artikel 12 RVV en/of artikel 5 Wvw kan daarom niet worden bewezen.
In dit deelgeschil stond de toedracht van een verkeersongeval tussen 2 voertuigen centraal. Door het ongeval, dat plaatsvond op 20 mei 2021, heeft verzoekster letsel opgelopen. Partijen discussiëren over de toedracht van het ongeval en de gemaakte verkeersfouten (het wel- of niet voeren van een te hoge snelheid en het wel- of niet inhalen over een doorgetrokken streep). De kantonrechter stelt om deze reden vast dat de zaak zich niet leent voor een deelgeschilprocedure.
In november en in december 2017 heeft verzoeker een achteropaanrijding meegemaakt. Na de aanrijding in november is hij drie dagen ziek geweest en daarna weer aan het werk gegaan. Bij de aanrijding in december waren de geweldsinwerking en de gevolgen een stuk groter. Verzoeker had meer klachten en na een tijdje bleek het werken helemaal niet meer te gaan.
Verweerster heeft aansprakelijkheid voor het laatste ongeval erkend.
Eind 2020 is er een neurochirurgische expertise geweest. De deskundige geeft aan dat een medische verklaring van de klachten ontbreekt en dat er moet worden uitgegaan van een beperkte looptijd, omdat het niet aannemelijk is dergelijke onverklaarbare klachten zullen aanhouden. Een deel van de klachten kon volgens de deskundige bovendien niet zonder meer als ongevalsgevolg worden gezien.
Verzoeker is in een trampolinehal tijdens het springen gevallen. Hij vraagt een verklaring voor recht dat de trampolinehal aansprakelijk is voor zijn letsel. Trampolinehal is ondanks het feit dat niet vaststaat dat er instructies zijn gegeven niet aansprakelijk voor de val van verzoeker. Er is ook geen sprake van een gebrekkige opstal.
Verzoeker stelt dat hij op 1 december 2019 tijdens zijn werkzaamheden van een bordestrap is gevallen, waardoor hij zijn pols heeft bezeerd. De kantonrechter acht de werkgever niet aansprakelijk, omdat zij voldaan heeft aan de zorgplicht. Kostenvergoeding niet passend.
Ouders [minderjarige betrokkene] hebben EMC aansprakelijk gesteld voor medisch onzorgvuldig handelen. Uitgangspunt uit deelgeschilbeschikking van 14 december 2018 is dat EMC voor 50% van de schade aansprakelijk is. Ouders verzoeken een aanvullend voorschot aan [minderjarige] ter hoogte van € 1.500.000,00. De rechtbank oordeelt dat er op dit moment onvoldoende onderbouwing is voor de omvang van de schade, waardoor het aanvullend voorschot op dit moment niet toewijsbaar is.
Toen hij de trap afliep is verzoeker uitgegleden over een in plastic verpakte stapel folders. De postbezorger had de stapel daar klaarblijkelijk (net) neergelegd. Pas tijdens de mondelinge behandeling komt voor het eerst de stelling naar voren dat de verlichting in het trappenhuis het niet (goed) deed. Dat is volgens de kantonrechter een cruciaal onderwerp van deze kwestie, nader onderzoek is dus nodig waarvoor het deelgeschil zich niet leent.
Begin ‘09 werd de minderjarige zoon van verzoekers geboren, met helaas de nodige afwijkingen. Enige tijd later werd daarnaast uitgebreide hersenschade geconstateerd. Bij de volgende zwangerschap – eind ’10 – hebben verzoekers een abortus laten uitvoeren. Verzoekers stellen dat het ziekenhuis hen ten onrechte heeft voorgehouden dat de hersenbeschadiging van de minderjarige zoon te wijten is aan een erfelijke aandoening en dat zij op basis van deze onjuiste informatie een abortus hebben laten uitvoeren. De rechtbank wijst het verzoek af.
Een bij Allianz verzekerd voertuig is achterop een lesauto gereden. Allianz heeft voor het ontstaan van de achteropaanrijding aansprakelijkheid erkend, maar beroept zich op eigen schuld omdat verzoekers (leerling en instructeur) met het spontaan stilvallen van de auto gevaarzettend hebben gehandeld en daarmee een bijdrage hebben geleverd aan het ontstaan van de achteropaanrijding. De rechtbank gaat daar niet in mee omdat de bestuurder van het achteroprijdende voertuig voldoende afstand had moeten houden.
Verzoekster woont al 37 jaar in een galerijflat. De woning huurt zij van Fien Wonen. Op 1 november 2020 is verzoekster op de (natte) galerijvloer uitgegleden.
Verzoeker werkte als orderpicker voor Action. Onderdeel van de werkzaamheden was het verplaatsen van goederen met een heftruck. Verzoeker zou met rechterflank tegen het stuur zijn geklapt toen hij met een wagentje de hoek om wilde gaan. Toedracht is niet komen vast te staan en daarom worden verzoeken afgewezen. Voor nadere bewijslevering is geen ruimte in het deelgeschil.
Op 10 augustus 2018 is verzoekster als bestuurder van een auto in botsing gekomen met een rijdende vrachtwagen van de gemeente, met whiplashachtige klachten als gevolg. Ondanks twee verschillende verkeersongevallenanalyses, is de toedracht niet vast komen te staan. De verzoeken worden daarom afgewezen.
Toen hij de trap afliep is verzoeker uitgegleden over een in plastic verpakte stapel folders. De postbezorger had de stapel daar klaarblijkelijk (net) neergelegd. Pas tijdens de mondelinge behandeling komt voor het eerst de stelling naar voren dat de verlichting in het trappenhuis het niet (goed) deed. Dat is volgens de kantonrechter een cruciaal onderwerp van deze kwestie, nader onderzoek is dus nodig waarvoor het deelgeschil zich niet leent.