Terwijl verzoeker een relatie had met verweerster heeft zij hem een kus op zijn oor gegeven. Verzoeker stelt daardoor oorsuizen te hebben opgelopen en stelt verweerster daarvoor aansprakelijk. Verweerster heeft niet gevaarzettend gehandeld door verzoeker een kus op zijn oor te geven en aldus de rechtbank niet aansprakelijk voor het ontstaan van letsel.
Verzoekster is ten val gekomen door een afscheiding met een hoogte verschil van 4 centimeter tussen het voetpad en het fietspad. Op grond van artikel 6:174 en 6:162 BW wordt aansprakelijkheid van gemeente als wegbeheerder gevorderd. De rechtbank wijst de aansprakelijkheid af omdat de afscheiding tussen het voetpad en het fietspad niet gebrekkig of gevaarlijk is.
In de kwestie tussen verzoeker en NN is er nog discussie over enkele schadeposten: HH en BGK. De rechtbank komt tot een gedeeltelijke toewijzing m.b.t. de HH. De rechtbank wijst het verzoek om de openstaande BGK te vergoeden volledig af. Ook betreffende de kosten deelgeschil is de rechter helder, waarna een forse matiging volgt.
Verzoeker heeft na een aanrijding in 2019 last van (niet objectiveerbare) klachten. Als gevolg van eerdere TIA’s was hij al beperkt belastbaar. Bij een eerdere mondelinge behandeling in deelgeschil hebben partijen afgesproken dat er een expertise zou plaatsvinden, om de causaliteit te beoordelen.
Op 31 augustus 2019 vond er een ongeval plaats waarbij een personenauto en een motorrijder betrokken waren. Uit een – door partijen overeengekomen – expertise naar de toedracht van het ongeval kwam naar voren dat de automobilist linksaf sloeg en daarbij het naderende verkeer voor had moeten laten gaan. Daarnaast was zijn rijbewijs ten tijden van het ongeval geschorst. De motorrijder reed op zijn beurt (veel) te hard (tussen de 70 en de 95 km/h waar de toegestane snelheid slechts 50 km/h bedraagt) en maakte voorafgaand aan het ongeval een ‘wheelie’. Partijen discussiëren over de aansprakelijkheidsvraag en de toepassing van de billijkheidcorrectie en de eigen schuld in de zin van artikel 6:101BW.
In het nieuwe kantoorpand van de Staat – met nieuwe trappen – komt verzoekster (werknemer) ten val. De kantonrechter acht de Staat aansprakelijk voor de val van haar werknemer: zij had maatregelen moeten treffen om ongevallen op de trap te voorkomen.
De bewijslast van de toedracht ligt in dit soort zaken bij de automobilist. Partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om getuigen te horen. de rechtbank stelt vervolgens vast dat uit de stukken niet blijkt dat de door Reaal gestelde toedracht is bewezen en dus is Reaal volledig aansprakelijk.
Op 21 december 2019 vond er een ongeval plaats in Den Haag, waarbij verzoeker met zijn scooter ten val kwam. De personenauto die (vermoedelijk) geen voorrang verleende zou na het ongeval zijn doorgereden. Verzoeker doet een beroep op de voorzieningen van het Waarborgfonds. Het Waarborgfonds neemt een afwijzend standpunt in, omdat van enige betrokkenheid van de personenauto niet is gebleken.
Bij een aanrijding waren drie voertuigen betrokken: de huurauto van [verzoeker] , de auto van de verzekerde van Achmea de heer [X] en de camperbus van [Y]. [Verzoeker] beweert ten tijde van het ongeval in zijn voertuig te hebben gezeten, waar nek- en pijnklachten uit zouden voortvloeien. Verzekeraar betwist niet dat er een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen [X] en de huurauto van [verzoeker] , maar wel dat [verzoeker] tijdens de aanrijding in de huurauto zat. Daarom zou zij niet aansprakelijk gesteld kunnen worden voor letselschade als gevolg van die aanrijding. Het verzoek tot verklaring van recht van de aanwezigheid van [verzoeker] in zijn auto tijdens het ongeval wordt afgewezen.
Ongeval op een rotonde waarbij een scooterrijder onderuit glijdt nadat hij geschrokken zou zijn van de manoeuvre van de bestuurster van een personenauto. De rechtbank komt tot de conclusie dat de bestuurster van de auto aansprakelijk is. Wel is er een percentage eigen schuld van 50. Geen ruimte voor de billijkheidscorrectie.
Verzoeker stelt blijvende (cognitieve) klachten en beperkingen te hebben als gevolg van een ongeval. Verzoeker werkt in de functie Senior Consultant Data Governance & Protection. Bij de werkzaamheden ervaart verzoeker deze (cognitieve) klachten. Verzoeker stelt dat dit het gevolg is van het ongeval en dat hij hierdoor carrièrekansen misloopt. Een arbeidsdeskundige is ingeschakeld om ‘would be’ onderzoek te verrichten naar het mogelijke carrièrepad van verzoeker. De rechtbank volgt het rapport van de arbeidsdeskundige en ziet geen aanleiding om ervan uit te gaan dat verzoeker binnen tien jaar (het ongeval weggedacht) de carrière zou maken die hij schetst.