Er heeft een botsing plaatsgevonden tussen twee auto’s. Partijen zijn verdeeld over wie er voorrang had moeten verlenen. Verzoekster vindt dat de verzekerde van NN voorrang had moeten verlenen, omdat hij afsloeg, uit een uitrit kwam en met het invoegen een bijzondere verrichting deed. NN betwist dat en meent dat het juist verzoekster was die voorrang had moeten verlenen, omdat zij een uitrit uitreed en subsidiair omdat de botsing plaatsvond op een gelijkwaardige kruising en de verzekerde van NN van rechts kwam.
Verzoeker is in 2010 aan een nekhernia geopereerd. Op enig moment is hij vanwege toenemende pijnklachten onderzocht door een neuroloog en bleek nog steeds sprake te zijn van een beknelling van zijn nek. Op 29 februari 2012 is verzoeker geopereerd. Op 6 april 2012 heeft er een hersteloperatie plaatsgevonden vanwege uitval in de rechterschouder en hypersensitiviteit in het dermatoom C6. Daarbij is een schroef is verwijderd, een schroef is herplaatst en een schroef is vervangen door een haakje. De gebruikte schroeven hadden een lengte van 20 mm. De door partijen ingeschakelde deskundige, dr. Bouma, komt tot de conclusie is dat er onzorgvuldig is gehandeld doordat er schroeven van 20 mm zijn gebruikt.
De rechtbank oordeelt dat niet is gebleken van ernstige bezwaren tegen het rapport van dr. Bouma. SMK is aansprakelijk voor de gevolgen van het medisch onzorgvuldig handelen.
Verzoeker stelt dat hij op 14 november letselschade heeft opgelopen in de bakkerij waar hij werkte. Bij het duwen van een zware deegkuip naar de lift, zou het rechterwieltje van het apparaat in een gat zijn terecht gekomen, waarna de hendel van het apparaat zou zijn losgeschoten. Hoewel aannemelijk is dat hij op enig moment vóór 17 november letsel heeft opgelopen, is niet bewezen dat hij dit letsel heeft opgelopen tijdens zijn werk bij verweerder.
Verzoeker zat achterop een ondeugdelijke scooter bij een 15-jarige bestuurder. Een bij Allianz verzekerd voertuig heeft de scooter niet zien aankomen en heeft bij het optrekken de scooter geraakt. Verzoeker heeft het Waarborgfonds als eerste aangesproken. Het waarborgfonds heeft verzoeker naar Allianz verwezen. Allianz heeft vervolgens de behandeling van de letselschadeclaim van verzoeker in behandeling genomen en daarbij een beroep doet op 50% eigen schuld. De rechtbank weegt in deze zaak de causale bijdrage van ieder van de partijen en komt tot de conclusie dat verzoeker, Allianz en het Waarborgfonds ieder 33% hebben bijgedragen aan het ontstaan van de schade. Allianz omdat haar verzekerde geen voorrang verleende, het Waarborgfonds omdat de bestuurder 15 jaar was, geen geldig rijbewijs bezat, een niet WAM-verzekerde en gebrekkige scooter reed en verzoeker omdat hij had kunnen zien dat er geen deugdelijke verlichting aanwezig was. De billijkheidscorrectie kan nog een factor van belang zijn indien komt vast te staan dat verzoeker wist dat de bestuurder van de scooter 15 jaar was. Voor bewijslevering is in een deelgeschil echter geen ruimte.
Op zondag 23 februari 2020 vindt er een eenzijdig ongeval plaats, waarbij eiser (als bestuurder van een personenauto) letsel oploopt. Eiser stelt de provincie als wegbeheerder aansprakelijk op grond van artikel 6:174 en/of artikel 6:162 BW, omdat de weg niet voldeed aan de eisen die daaraan gesteld mogen worden en sprake was van een gevaarzettende situatie, zonder dat de provincie daar maatregelen voor had genomen. Er lag namelijk een grote plas water op de weg door hevige regenval en door een natuurlijke verlaging in de weg stroomde al het water naar dit punt.
Om de vraag te beantwoorden of de weg gebrekkig is ingericht, is nadere bewijslevering nodig.
Verkeersongeval op een kruising tussen een rechtdoor gaande bromfietser en een linksaf slaande automobilist, ter hoogte van een verhoogde middenberm. De rechtbank komt na bespreking van de aansprakelijkheid, eigen schuld, causale verdeling en billijkheidscorrectie tot volledige aansprakelijkheid a.d.z.v. de automobilist
Verzoeker (fietser) en verweerder (auto) komen met elkaar in aanrijding op een kruising. Vast staat dat partijen niet gelijktijdig groen licht hebben gehad. Onduidelijk is welke partij door rood licht is gereden. De feiten in deze zaak staan onvoldoende vast. De rechtbank is van oordeel dat nadere bewijslevering noodzakelijk is, waardoor dit geschil zich niet leent voor een deelgeschilprocedure.
Bij een aanhouding voor een woninginbraak is verzoeker in zijn linkerarm gebeten door de ingezette politiehond. De wond is uiteindelijk geïnfecteerd geraakt en hij is daaraan geopereerd. Na een aangifte van zware mishandeling is niet besloten tot vervolging van de hondengeleiders en een art. 12 SV procedure leidde tot niets. Uiteindelijk heeft hij de politie aansprakelijk gesteld, omdat hij meent dat het er bij zijn aanhouding ten onrechte geweld is toegepast. De politie heeft – ook na een voorlopig getuigenverhoor – aansprakelijkheid afgewezen en zodoende is dit deelgeschil gestart.
Asbestzaak, waarbij verzoeker in ’70 en ’71 als monteur gewerkt heeft bij een rechtsvoorganger van verweerster. Diagnose maligne mesothelioom in ’21. Verweerster doet een beroep op de absolute verjaringstermijn, wat volgens de rechtbank in dit specifieke geval onaanvaardbaar is.
Aanrijding e-bike-fietser vs. voetganger op een fietspad, waarbij de fietser ernstig letsel oploopt. Geen aansprakelijkheid aan de zijde van de voetganger voor het ontstaan van het ongeval.
Ongeval motor vs. auto, waarbij laatstgenoemde geen voorrang verleende. Aansprakelijkheid werd nadien volledig en zonder voorbehoud erkend. Anderhalf jaar later wordt het VOA-rapport ontvangen, waarna Unigarant de erkenning herroept. De rechtbank meent dat de verzekeraar dit wel degelijk mocht doen.
Achteropaanrijding uit oktober ‘19, met nadien niet-objectiveerbare klachten aan de zijde van verzoeker: een 60 jarige man, zelfstandige, schilder. Verzoeker brengt de volgende klachten naar voren: nek, schouder, hoofdpijn en onderrug. De rechtbank komt tot een juridisch causaal verband, met uitzondering van de gestelde onderrugklachten.
Frontale botsing van wielrenners met dodelijke afloop. Die frontale botsing is ontstaan doordat de ene wielrenner – verzekerde van Achmea – na het afronden van een inhaalactie over een losgeraakt stuk tyleenbuis van 55mm reed, gelanceerd werd en op de weghelft van de andere wielrenner terecht kwam. Dat handelen kan verzekerde van Achmea worden toegerekend.
In de schaderegeling is discussie ontstaan over de gebondenheid van partijen aan een orthopedisch rapport en het opvragen, verzamelen en toezenden van ontbrekende informatie. Het verzoek om het rapport als uitgangspunt bij de onderhandelingen te verklaren wordt afgewezen, het tegenverzoek t.a.v. ontbrekende informatie wordt toegewezen.
Ongeval fiets vs. scooter, waarbij verzoekster orthopedisch letsel heeft opgelopen. Verzoekster – voor ongeval werkzaam bij een WSW-bedrijf, 57 jaar oud, Nederlandse taal niet machtig – stelt dat zij geen restverdiencapaciteit meer heeft en zodoende geen inkomen kan genereren. De rechtbank volgt de stelling van verzoekster, maar wijst het verzoek t.a.v. het VAV af.
Verzoekster komt ten val in een babywinkel, nadat zij een stap op een metalen plaat had gezet. De metalen plaat – aangebracht om hoogteverschil te overbruggen – zou zijn doorgebogen, waarna zij uit balans was geraakt. De rechtbank wijst aansprakelijkheid aan de zijde van de babywinkel af: geen gebrekkige opstal (ex art. 6:174 BW), geen gevaarzetting (ex art. 6:162 BW).
Verzoeker is moeilijk ter been en maakt onverwachte beweging naar links, waarbij hij in aanraking komt met een fietser (verweerder). Verzoeker stelt dat verweerder aansprakelijk is omdat hij hem met hoge snelheid aangereden heeft en de fiets niet tijdig tot stilstand kon brengen (artikel 19 RVV). Toedracht onduidelijk, vordering afgewezen.
Wielrenner stelt dat hij plotseling moest uitwijken voor een passerend bestelbusje, dat hij toen met zijn racefiets in de berm is gereden en dat hij vervolgens is gevallen, bij de poging om met zijn racefiets weer op de weg te geraken. De rechtbank wijst aansprakelijkheid aan de zijde van de wegbeheerder af.
Aanrijding auto vs. voetganger, waarna in de schaderegeling een psychiatrische expertise wordt opgestart. De psychiater stelt dat sprake is van stoornis in alcoholgebruik en neurocognitieve stoornis door alcohol. Een relatie met het ongeval wordt niet aangenomen, er was al een stoornis in gebruik van alcohol voor het ongeval. De rechtbank meent dat partijen niet gebonden zijn aan dit rapport.
Voorrangskwestie: verzoeker (die linksaf sloeg om een inrit in te rijden) verzoekt verklaring voor recht dat verweerder (die verzoeker inhaalde) aansprakelijk is voor zijn schade. De rechtbank oordeelt dat verweerder aansprakelijk is. Na billijkheidscorrectie 25% eigen schuld aan de zijde van verzoeker.
Verzoekster is op 12 juni 2014 betrokken geweest bij een achteropaanrijding en stelt als gevolg daarvan arbeidsongeschikt te zijn. Crawford heeft de aansprakelijkheid voor het ontstaan van het ongeval erkend.
Het geschil ziet op het bestaan van een causaal verband tussen de gestelde klachten en het ongeval en de vraag of een aanvullend voorschot redelijk is. De rechtbank wijst het verzoek af.
Verzoeker is in juni 2014 en september 2014 meerdere malen door verschillende artsen gezien. Op 4 september 2014 wordt op een MRI-scan een herseninfarct gediagnostiseerd. Verzoeker heeft het ziekenhuis aansprakelijk gesteld voor de schade die hij lijdt als gevolg van de tekortkomingen in de medische behandelingsovereenkomst door het ziekenhuis in juni 2014 en september 2014. Hoewel de rechtbank tot de conclusie komt dat op 2 momenten sprake is van tekortkomingen aan de zijde van het ziekenhuis, kan een causaal verband (nog) niet worden aangenomen.
Er zijn bij verzoeker matige beperkingen vastgesteld bij de belastbaarheid en mobiliteit van de rug als gevolg van een ongeval in 2018. Over de schade en bevoorschotting is al meermaals geprocedeerd, waarbij er voorschotten zijn toegekend. In dit (derde) deelgeschil wordt opnieuw geprobeerd een voorschot af te dwingen, terwijl de verzekeraar meent dat de aangetoonde schade al volledig is betaald.